Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 3.7 Spuivoorziening

Algemeen

Het principe van de spuivoorziening is dat in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open gezet kunnen worden dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten. Het voordeel van spuiventilatie (in aanvulling op de reguliere ventilatievoorziening als opgenomen in afdeling 3.6) is dat deze altijd werkt, dus ook bij stroomuitval, en een tastbaar contact met de buitenlucht geeft. De voorschriften van deze afdeling zijn alleen van toepassing op de woonfunctie, de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang en de onderwijsfunctie voor het basisonderwijs.

§ 3.7.1Nieuwbouw

Artikel 3.41Aansturingsartikel

De functionele eis van het eerste lid, een te bouwen bouwwerk heeft een voorziening voor het zo nodig snel kunnen afvoeren van sterk verontreinigde binnenlucht is, vergeleken met de oude tekst, ongewijzigd.

De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan deze voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Voor de andere gebruiksfuncties dan de woonfunctie, de kinderopvang en het basisonderwijs wijst de tabel van het tweede lid geen voorschriften aan.

Het derde lid bepaalt dat de functionele eis evenmin op die andere gebruiksfuncties van toepassing is.

Artikel 3.42Capaciteit

In een gebouw kunnen zich soms situaties voordoen dat snel een zeer grote mate van luchtverversing (doorspuiing) moet kunnen plaatsvinden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het ’s ochtends luchten van een slaapkamer, het openzetten van het keukenraam na het koken van een maaltijd en het even openzetten van een raam in het klaslokaal. De normale ventilatie (zie afdeling 3.6) is niet afgestemd op deze tijdelijke verhoogde ventilatiebehoefte. Met het oog op zulke situaties is voorgeschreven dat er in de gevel of het dak van een woning, van een klaslokaal of van een woonwagen voldoende beweegbare ramen, luiken of deuren aanwezig moeten zijn. Met dien verstande dat iniedere verblijfsruimte ten minste één daadwerkelijk te openen raam aanwezig is.

In het eerste lid is een voorschrift opgenomen voor verblijfsgebieden. Ieder verblijfsgebied moet een totaal aan beweegbare ramen, deuren en luiken hebben dat groot genoeg is om de voorgeschreven spuicapaciteit van ten minste 6 dm³ per m² vloeroppervlakte van het desbetreffende verblijfsgebied te waarborgen.

Het tweede lid geeft een soortgelijk voorschrift voor verblijfsruimten, echter met een voorgeschreven spuicapaciteit van ten minste 3 dm³ per m² vloeroppervlakte van de desbetreffende verblijfsruimte. Om te voorkomen dat de spuiventilatie in een verblijfsruimte uitsluitend via een deur kan plaatsvinden, moet iedere verblijfsruimte ten minste één te openen raam hebben. Dit raam mag ook een schuifpui zijn. Een gedeelte van de spuiventilatiecapaciteit kan daarnaast via een luik of een deur plaatsvinden.

De samenhang tussen het eerste en het tweede lid maakt duidelijk dat bij de indeling van een verblijfsgebied in andere ruimten geen verblijfsruimte mag worden gerealiseerd zonder of met onvoldoende spuiventilatie. In een afzonderlijke verblijfsruimte kan met een kleinere spuicapaciteit worden volstaan dan in het verblijfsgebied. Dit moet dan wel in de rest van het verblijfsgebied (in dat verblijfsgebied gelegen andere verblijfsruimte of bijvoorbeeld een gang) worden gecompenseerd.

Het derde lid bepaalt dat bij een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang de spuicapaciteit ook mag worden gerealiseerd met de reguliere (dikwijls mechanische ventilatievoorziening) [Stb. 2011, 676].. Bij kinderopvang worden niet altijd te openen ramen toegepast van wege het risico dat de kleine kinderen uit het raam vallen.

Artikel 3.43Plaats van de opening

In artikel 3.43 is aangegeven hoe groot de afstand tussen de deur, het raam of het luik die of dat als spuivoorziening dient en de perceelsgrens ten minste moet zijn. De bedoeling is eventuele overlast voor aangrenzende percelen te voorkomen. Bovendien kan er van worden uitgegaan dat bij die afstand de op het aangrenzende perceel gelegen belemmeringen geen groot effect hebben op de luchtstroom door de spuivoorziening. Beweegbare constructieonderdelen die dichter bij de erfgrens of de hartlijn van een aangrenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen liggen mogen niet worden meegerekend bij de bepaling van de doorspuicapaciteit.

Artikel 3.44Verbouw

Artikel 3.44 geeft een voorschrift voor het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. In dergelijke gevallen zijn de artikelen 3.42 en 3.43 van overeenkomstige toepassing. Het minimum niveau dat moet worden aangehouden is echter het rechtens verkregen niveau. Zie voor het begrip «rechtens verkregen niveau» de toelichting op artikel 1.1. Op het geheel vernieuwen zijn de nieuwbouwvoorschriften van toepassing. Artikel 1.12 bepaalt namelijk dat, tenzij anders is bepaald, de nieuwbouwvoorschriften van toepassing zijn.

Artikel 3.45Tijdelijke bouw

Artikel 3.45 bepaalt dat wat betreft de spuivoorziening de nieuwbouwvoorschriften onverkort van toepassing zijn op tijdelijke bouwwerken. Met deze wijziging ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 wordt tegemoet gekomen aan de noodzaak om ook bij tijdelijke woningen, kinderopvang en schoolgebouwen voor basisonderwijs meer aandacht aan een gezond binnenmilieu te besteden.

§ 3.7.2Bestaande bouw

Artikel 3.46

Zie de toelichting op paragraaf 3.7.1, Nieuwbouw.

Artikel 3.47

Zie de toelichting op paragraaf 3.7.1, Nieuwbouw.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties