Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 6.15 Verwarmingssystemen en airconditioningsystemen, bestaande bouw (Stb. 2020, 84)

De nieuwe afdeling 6.15 bevat bepalingen over keuringen aan verwarmingssystemen en airconditioningsystemen en aan systemen waarin verwarming of airconditioning met ventilatie is gecombineerd.De EPBD III verplicht allereerst keuringen aan verwarmingssystemen of gecombineerde ruimteverwarmings- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW. Voor de berekening van het nominale vermogen moeten de vermogens van de verschillende onderdelen van het systeem worden opgeteld. Dit geldt voor verwarmingssystemen en airconditioningsystemen separaat. Het is dus mogelijk dat in een gebouw het verwarmingssysteem wel onder de keuringsverplichting valt en het airconditioningsysteem niet, of andersom.

Eventuele back-up systemen tellen mee in het nominaal vermogen van het verwarmingssysteem of gecombineerde ventilatie en ruimteverwarmingssysteem. Op basis van de richtlijn moet de keuring zien op de toegankelijke delen van het systeem. De keuring dient tenminste eenmaal per vier jaar plaats te vinden. De frequentie sluit aan de op frequentie van keuringen van gasgestookte stookinstallaties zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De keuring bevat in ieder geval een beoordeling van het rendement en de dimensionering van de warmtegenerator, afgestemd op verwarmingsbehoefte van het gebouw, en houdt rekening met het vermogen van het systeem om de prestatie onder typische of gemiddelde omstandigheden te optimaliseren. Met de keuring hoeft niet te worden getoetst of de systemen voldoen aan de eisen uit artikel 6.55 en 6.55a. Als er geen wijziging heeft plaatsgevonden aan de warmtegenerator of de warmtebehoefte van het gebouw kan de beoordeling van de dimensionering van de warmtegenerator achterwege blijven. Na de keuring wordt aan de eigenaar of huurder van het gebouw een verslag van de keuring overhandigd, waarin eveneens aanbevelingen zijn opgenomen voor kostenefficiënte verbeteringen aan het systeem.

De keuring wordt uitgevoerd door een gekwalificeerde deskundige op onafhankelijke wijze. Bij ministeriële regeling wordt opgenomen welke beroeps- en kwalificatie-eisen van toepassing zijn. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de bestaande eisen uit de Activiteitenregeling milieubeheer.

Daarnaast bevat de EPBD III eisen over keuringen aan airconditioningsystemen en gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen. In afwijking van de keuringen aan verwarmingssystemen vindt deze keuring iedere vijf jaar plaats. De eisen aan de inhoud van de keuring zijn vergelijkbaar met de keuring voor verwarmingssystemen of gecombineerde systemen voor ruimteverwarming en ventilatie. Bovendien geldt ook voor deze keuring dat een verslag met aanbevelingen overhandigd dient te worden aan de eigenaar of huurder, en dat diegene die de keuring uitvoert deskundig is en onafhankelijk te werk gaat. De uitwerking van de beroeps- en kwalificatie-eisen voor de keuringsdeskundige gebeurt bij ministeriële regeling.

Er zijn twee uitzonderingen opgenomen voor de keuringen van beide soorten systemen. Ten eerste kan de keuring achterwege blijven als het systeem valt onder een energieprestatiecontract.Uitgangspunt is dat een energieprestatiecontract tot globaal hetzelfde resultaat leidt als een regelmatige keuring, indien het contract voldoet aan de beschrijving in de definitiebepaling van «energieprestatiecontract», en dus een energieprestatiecontract is als bedoeld in richtlijn 2012/27/EU inzake energie-efficiëntie. Ten tweede is er geen keuringsplicht als het gebouw is uitgerust met een systeem voor gebouwautomatisering en -controle als bedoeld in het nieuwe artikel 6.64.

Artikel 6.61 en 6.62Keuring verwarmingssysteem/airconditioningsysteem

Bij Stb. 2023, 288 zijn het zesde lid, onder a van de artikelen 6.61 en 6.62 gewijzigd. De artikelen 6.61 (keuring van airconditioningsystemen) en 6.62 (keuring van verwarmingssystemen) zijn met dit besluit zodanig gewijzigd dat een uitzondering op de keuringsplicht niet alleen geldt als het systeem valt onder een energieprestatiecontract, maar voor alle in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van de EPBD genoemde gevallen. In onderdeel a, onder 1°, is geregeld dat de uitzondering op de keuringsplicht van toepassing is op airconditioning- en verwarmingssystemen die expliciet onder een overeengekomen energieprestatiecriterium of een contractuele regeling vallen waarin een overeengekomen niveau van energie-efficiëntieverbetering is vermeld.

In onderdeel a, onder 2°, is opgenomen dat ook airconditioning- en verwarmingssystemen die worden beheerd door een energieleverancier of een netbeheerder buiten de keuringsplicht vallen. De reden daarvoor is dat deze systemen in dat geval al onder prestatiemonitoringsmaatregelen aan de systeemzijde zijn onderworpen. Voor de definities van energieleverancier en netbeheerder is aangesloten bij de definities in de Gaswet, Elektriciteitswet en Warmtewet.

Aan deze twee uitzonderingsmogelijkheden is toegevoegd dat die alleen mogen worden gebruikt als met de uitzonderingsmogelijkheden hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de keuring, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties