Bouwbesluit Online 2012


1.4. Notificatie

Bouwbesluit, Stb. 1991, 680 Op grond van richtlijn nr.83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081), tot wijziging van richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en richtlijn nr. 94/10/EG van 23 maart 1994 (PbEG L 100) van de Raad tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking, welke ingevolge artikel 30 van het EG-Verdrag zijn verboden. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan dient de betrokken lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Op grond van de richtlijn van de Raad van de EG van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (83/189/EEG, PbEG L 109) dienen de lidstaten normen en technische voorschriften die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Commissie van de EG aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige Lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften wellicht zullen leiden tot handelsbelemmeringen, die in het kader van de EG moeten worden voorkomen. Indien de Commissie of een van de overige Lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat sprake zal kunnen zijn van een belemmering voor het vrije verkeer van goederen binnen de EG, dan dient de betrokken Lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van 6 maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Ingevolge deze procedure is het ontwerp-Bouwbesluit in drie delen bij de Commissie aangemeld. Het deel met betrekking tot woningen en woongebouwen werd in juni 1990 aan de Commissie aangeboden, het deel met betrekking tot woonwagens en standplaatsen in september 1990 en het deel met betrekking tot niet tot bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in maart 1991. Noch van de Commissie, noch van de overige lidstaten is een reactie ontvangen die consequenties heeft voor de inhoud of inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie Op grond van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (83/189/EEG, PbEG L 109) dienen de Lidstaten normen en technische voorschriften die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige Lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot handelsbelemmeringen. Indien de Commissie of één van de overige Lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan dient de betrokken Lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Ingevolge deze procedure is het ontwerp-besluit op 19 oktober 1994 bij de Europese Commissie aangemeld. Noch de Commissie, noch één van de overige Lidstaten heeft binnen de gestelde termijn van drie maanden te kennen gegeven dat het onderhavige besluit handelsbelemmeringen oplevert.

Besluit tot wijzing van het Bouwbesluit inzake toegankelijkheid van woningen en woongebouwen Op grond van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (83/189/EEG, PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081), tot wijziging van de richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en richtlijn nr. 94/10/EG van 23 maart 1994 (PbEG L 100) van de Raad tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot handelsbelemmeringen. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan dient de betrokken lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Ingevolge deze procedure is het ontwerp-besluit begin juli 1996 bij de Europese Commissie aangemeld.

Besluit tot wijzging van het Bouwbesluit inzake aanscherping van de energieprestatie voor woningen en woongebouwen Op grond van richtlijn nr.83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081), tot wijziging van richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en richtlijn nr. 94/10/EG van 23 maart 1994 (PbEG L 100) van de Raad tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking, welke ingevolge artikel 30 van het EG-Verdrag zijn verboden. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan dient de betrokken lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Hoewel ten zeerste betwijfeld kan worden of het ontwerp-besluit wel een technisch voorschrift in de zin van bovengenoemde richtlijn is, is er om elke twijfel uit te sluiten voor gekozen om het ontwerp-besluit wel aan te melden bij de Europese Commissie. Deze notificatie heeft plaatsgevonden op 7 juli 1997.

Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer en enige dubo-maatregelen Op grond van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (83/189/EEG, PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081), tot wijziging van de richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en richtlijn nr. 94/10/EG van 23 maart 1994 (PbEG L 100) van het Europees Parlement en de Raad tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot handelsbelemmeringen. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen een termijn van drie maanden na aanmelding van de normen en technische voorschriften gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan dient de betrokken lidstaat ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding, wordt opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Deze notificatie heeft plaatsgevonden op 9 januari 1998 (notificatienr. 98/0010/NL).

In richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen der Lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten, zoals gewijzigd bij de richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220) zijn voorschriften gegeven ten aanzien van producten die in bouwwerken worden toegepast, doch deze richtlijn bouwproducten richt zich op afzonderlijke producten. Nu de werkingssfeer van deze EG-regelgeving met betrekking tot voor de bouw bestemde producten geen directe betrekking heeft op het in dit besluit aan de orde zijnde terrein, kan nationale regelgeving tot stand worden gebracht binnen de door het EG-verdrag gestelde grenzen. Van belang zijn met name de artikelen 30 en 36 van dat verdrag. In artikel 30 worden onder meer maatregelen met gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen verboden. Het onderhavige besluit is een maatregel van gelijke werking als bedoeld in artikel 30 van het EG-verdrag. Aangezien technische eisen worden gesteld aan bouwwerken, heeft dat gevolgen voor de handel in voor de bouw bestemde producten. Immers, bouwproducten die niet aan die eisen voldoen, mogen feitelijk nog wel ten behoeve van de verkoop binnen Nederland worden vervaardigd of ingevoerd, maar niet in alle situaties vrijelijk worden toegepast.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen acht een nationale maatregel met het verbod van artikel 30 van het EG-verdrag verenigbaar, ondanks een mogelijk handelsbelemmerend effect van die maatregel, indien daarmee belangen worden beschermd die voorrang behoren te krijgen op de eisen van het vrije goederenverkeer. Daarvoor moeten die belangen van voldoende gewicht zijn. Voorwaarden zijn verder dat de regeling geen onderscheid maakt tussen nationale en ingevoerde producten, en dat de regeling voor de behartiging van de betrokken belangen noodzakelijk is en niet onevenredig belastend (HvJEG 20 februari 1979, 120/78, Cassis de Dijon, Jur. 1979, p. 649). In het Deense-flessenarrest (HvJEG 20 september 1988, 302/86, Jur. 1988, p. 4607) heeft het Hof gesteld dat het milieubelang van voldoende gewicht kan zijn om voorrang te krijgen op het vrije verkeer van goederen.

Getoetst aan deze criteria, kan worden vastgesteld dat dit besluit geen verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking inhoudt; immers:

a.de maatregel is van toepassing op alle bouwproducten die leiden tot het voldoen aan de gestelde eisen aan een bouwwerk, zonder onderscheid naar land van herkomst;
b.de maatregel dient het belang van de bescherming van de volksgezondheid en het milieu;
c.de maatregel is noodzakelijk in het licht van deze doelstellingen;
d.niet valt in te zien hoe deze doelstellingen op een minder handelsbelemmerende wijze bereikt kunnen worden. Weliswaar kan veel worden bereikt door deze doelstellingen op te nemen in één of meer doelgroepconvenanten, maar daar kleeft het bezwaar aan dat niet elk bedrijf zich aangesproken zal voelen zich aan zo'n contract te houden. Dit is, mede bezien van uit gelijke concurrentievoorwaarden, een ongewenste situatie. Wetgeving is dan ook te verkiezen.

Naar aanleiding van de aanmelding van het ontwerp-besluit bij de Europese Commissie zijn geen inhoudelijke bezwaren door de Europese Commissie of een der lidstaten naar voren gebracht.

Het ontwerp-besluit is tevens op 17 februari 1998 gemeld (Stcrt. 18 maart 1998) aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (WTO), ter voldoening aan artikel 2, negende lid van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235).

De WTO noch een van de leden van die organisatie heeft ten aanzien van het ontwerp-besluit enig bezwaar naar voren gebracht.

Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake inbraakwerend hang- en sluitwerk Op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081), tot wijziging van de richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en richtlijn nr. 94/10/EG van 23 maart 1994 (PbEG L 100) van de Raad tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten gedurende drie maanden, de zogenaamde standstill-periode, kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot handelsbelemmeringen. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen deze termijn van drie maanden gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan wordt de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een extra periode van zes maanden opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Het ontwerp-besluit is op 18 mei 1998 ter notificatie aangemeld bij de Europese Commissie ( notificatienummer 98/222/NL). Het ontwerp-besluit is ingevolge de op 15 april 1994 te Marrakech gesloten Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) gelijktijdig voorgelegd aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie. Er zijn geen reacties binnengekomen die hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp-besluit. De Commissie heeft een vraag gesteld over de noodzaak een aanvullende bepaling op te nemen inzake de wederzijdse erkenning van producten die in een gelijkwaardige weerstandsklasse vallen. Hierop is geantwoord dat artikel 21 van het Bouwbesluit reeds de mogelijkheid biedt tot voorzieningen van gelijkwaardige veiligheid voor alle onderdelen de sociale veiligheid betreffende.

Wat betreft de invloed van de Richtlijn bouwproducten, richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen der Lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (PbEG L40) zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PB EG L220) wordt het volgende opgemerkt. In deze richtlijn zijn voorschriften gegeven ten aanzien van de afzonderlijke producten die in bouwwerken worden toegepast. Nu de werkingssfeer van deze EG-regelgeving met betrekking tot voor de bouw bestemde producten geen directe betrekking heeft op het in dit besluit aan de orde zijnde terrein, kan nationale regelgeving tot stand worden gebracht binnen de door het EG-verdrag gestelde grenzen. Van belang zijn met name de artikelen 30 en 36 van dat verdrag. In artikel 30 worden onder meer maatregelen met gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen verboden. Het onderhavige besluit is een maatregel van gelijke werking als bedoeld in artikel 30 van het EG of verdrag. Aangezien technische eisen worden gesteld aan bouwwerken, heeft dat gevolgen voor de handel in voor de bouw bestemde producten. Immers, bouwproducten die niet aan die eisen voldoen, mogen feitelijk nog wel ten behoeve van de verkoop binnen Nederland worden vervaardigd of ingevoerd, maar niet in alle situaties vrijelijk worden toegepast. Het Hof van Justitie acht in zijn algemeenheid een nationale maatregel als de onderhavige met het verbod van artikel 30 van het EG-verdrag verenigbaar, ondanks een mogelijk handelsbelemmerend effect van een dergelijke maatregel, indien daarmee belangen worden beschermd die voorrang behoren te krijgen op de eisen van het vrije goederenverkeer. Daarvoor moeten die belangen wel van voldoende gewicht zijn. Voorwaarden zijn verder dat de regeling geen - bij een toets aan artikel 36 van het EG-verdrag: zo min mogelijk - onderscheid maakt tussen nationale en ingevoerde producten, en dat de regeling voor de behartiging van de betrokken belangen noodzakelijk is en niet onevenredig belastend (o.a. HvJEG 20 februari 1979, 120/78, Cassis de Dijon, Jur. 1979, p 649). Getoetst aan deze criteria kan worden vastgesteld dat de onderhavige wijziging van het Bouwbesluit geen verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking inhoudt.

Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit aanscherping energieprestatiecoëfficiënt niet tot bewoning bestemde gebouwen Op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 (PbEG L 081) en richtlijn nr. 94/10/EG van de Raad van 23 maart 1994 (PbEG L 100), dienen de lidstaten normen en technische voorschriften, die zij voornemens zijn vast te stellen, bij de Europese Commissie aan te melden. De bedoeling van deze procedure is, dat de Commissie en de overige lidstaten gedurende drie maanden, de zogenaamde standstill-periode, kunnen nagaan of die normen en voorschriften zullen leiden tot handelsbelemmeringen. Indien de Commissie of één van de overige lidstaten binnen deze termijn van drie maanden gemotiveerd te kennen geeft dat die normen of voorschriften naar haar of zijn mening een belemmering vormen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie, dan wordt de inwerkingtreding van die normen of voorschriften gedurende een extra periode van zes maanden opgeschort. Die periode is bedoeld voor het wegnemen van gerechtvaardigde bezwaren. Deze notificatie heeft plaatsgevonden op 1 juli 1998 (notificatienr. 98/0298/NL). Naar aanleiding van de aanmelding van het ontwerp-besluit bij de Europese Commissie zijn geen inhoudelijke bezwaren door de Europese Commissie of een der lidstaten naar voren gebracht.

Het ontwerp-besluit is voorts op 23 september 1998 gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (WTO), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van het ontwerp besluit is gepubliceerd in Stcrt nr. 220 van 22 oktober 1998. De WTO noch een van de leden van die organisatie heeft enig bezwaar naar voren gebracht.

Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor woningen en woongebouwen 2000 Het ontwerp-besluit is op 26 juli 1999 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 99/0357/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Artikel I bevat vermoedelijk een technisch voorschrift. Er zijn geen opmerkingen van Europese Commissie en lidstaten binnengekomen die tot wijziging van het ontwerp-besluit hebben geleid.

Besluit van 7 augustus 2001, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit conversie) Het ontwerp-besluit is op 2 februari 2001 gemeld aan de Commissie van de Europese gemeenschappen (notificatienummer 2001/0049/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Er zijn geen opmerkingen of bezwaren ingebracht door lidstaten of de Commissie. Tevens heeft op 8 maart 2001 melding plaatsgevonden aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) (zie Strcrt. 88). Naar aanleiding van deze melding zijn evenmin reacties binnengekomen.

Besluit van 17 april 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (correcties en aanvullingen van het Bouwbesluit en aanpassing van andere besluiten aan het Bouwbesluit) De in het Besluit van 17 april 2002, houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (Stb. 2002, 203), gegeven correcties en aanvullingen zijn niet ter notificatie aan de Commissie van de Europese gemeenschappen aangeboden. Reden hiervoor is dat het besluit wordt gezien als administratieve verbeteringen van een reeds genotificeerd besluit.

Besluit van 16 oktober 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit en van het besluit van 17 april 2002, Stb. 203, houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (correcties en aanvullingen van het Bouwbesluit en aanpassing van andere besluiten aan het Bouwbesluit) (wijziging in verband met gelijktijdige inwerkingtreding van alle wijzigingen van het Bouwbesluit en enkele andere wijzigingen van het Bouwbesluit) De in het Besluit van 16 oktober 2002, houdende wijziging van het Bouwbesluit en van het besluit van 17 april 2002, Stb. 203, houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (correcties en aanvullingen van het Bouwbesluit en aanpassing van andere besluiten aan het Bouwbesluit) (wijziging in verband met gelijktijdige inwerkingtreding van alle wijzigingen van het Bouwbesluit en enkele andere wijzigingen van het Bouwbesluit), voornomen wijzigingen zijn niet ter notificatie aan de Commissie van de Europese gemeenschappen aangeboden. Reden hiervoor is dat het besluit wordt gezien als administratieve verbeteringen van een reeds genotificeerd besluit.

Besluit van 22 oktober 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit (aanscherping energieprestatiecoëfficiënten voor niet tot bewoning bestemde gebouwen) Het ontwerp-besluit is op 5 december 2001 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen [notificatienummer 2001/0502/NL] ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Tabel 5.11 heeft wellicht effect op de door de tabel aangestuurde technische voorschriften. Met een beroep op de gelijkwaardigheidsbepaling (artikel 1.5) zullen die voorschriften echter nooit tot een situatie behoeven te leiden waarin het vrije verkeer van goederen op een niet gerechtvaardigde of discriminerende wijze wordt belemmerd. Er zijn geen reacties binnen gekomen.

Besluit van 17 december 2004, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijzigingen in verband met het opnemen van de subgebruiksfunctie kinderopvang, het dereguleren van de onderwijsfunctie en enkele andere wijzigingen van het Bouwbesluit 2003) Het ontwerpbesluit is op 4 mei 2004 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2004/0155/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Vele artikelen in dit wijzigingsbesluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Met een beroep op de gelijkwaardigheidsbepaling (artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003) zullen deze voorschriften nooit tot een situatie behoeven te leiden waarin het vrije verkeer van goederen op een niet gerechtvaardigde of discriminerende wijze wordt belemmerd. Door de Commissie zijn naar aanleiding van de notificatie opmerkingen ingediend. De Commissie stelde dat een eis aan de minimum hoogte van liftingangen mogelijk tot een schending leidt van richtlijn 95/16/EG, waarin bepaald is dat lidstaten op hun grondgebied geen beperkingen of belemmeringen mogen opleggen aan het in de handel brengen of in bedrijf stellen van liften die aan deze richtlijn voldoen. Hierop heeft de Nederlandse regering geantwoord dat zij van mening is dat het besluit geen schending inhoudt van de richtlijn. De Commissie heeft vervolgens bij Mededeling van de Commissie - SG(2004) D/52306, bericht 791, verzocht om te verduidelijken dat de eis van 2,3 m uitsluitend geldt voor openingen in de constructie van het gebouw die toegang geven tot de liftschacht. Aan dit verzoek is in onderdeel CCCCCC van het wijzigingsbesluit gevolg gegeven.

Melding aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu er in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

Besluit van 15 oktober 2005, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor de woonfunctie en enkele andere wijzigingen) Dit besluit is niet genotificeerd.

Besluit van 10 maart 2006, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijzigingen in verband met de implementatie van de richtlijn tunnelveiligheid), Stb. 2006, 148 Dit besluit is niet genotificeerd.

Besluit van 8 mei 2006, houdende hernieuwde vaststelling van de wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor tot bewoning bestemde gebouwen en enkele andere wijzigingen) en tot wijziging van het Bouwbesluit 2003 als gevolg van de wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 2002, 374), Stb. 2006, 257 Het ontwerpbesluit is op 28 december 2005 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2005/0736/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De meeste artikelen in dit wijzigingsbesluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Met een beroep op de gelijkwaardigheidsbepaling (artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003) zullen deze voorschriften niet tot een situatie behoeven te leiden waarin het vrije verkeer van goederen op een niet gerechtvaardigde of discriminerende wijze wordt belemmerd. Door de Commissie zijn geen opmerkingen gemaakt.

Melding aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu er in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

Besluit van 20 oktober 2006, houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350), Stb. 2006, 586, 30 november 2006 Dit besluit is niet genotificeerd.

Besluit van 30 oktober 2007, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen), Stb. 2007, 439, gepubliceerd 13 november 2007, in werking getreden 1 januari 2008 Dit besluit is niet genotificeerd.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties