Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 3.14. Afvoer van rook

§ 3.14.1.Nieuwbouw

Artikel 3.91.

Het eerste lid geeft de functionele eis voor afvoer van rook voor te bouwen bouwwerken.

De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:

1.artikel 3.92 bepaalt dat er in een ruimte met een opstelplaats voor een verbrandingstoestel een voorziening moet zijn voor de afvoer van verbrandingslucht van dat toestel (aanwezigheid);
2.artikel 3.93 bepaalt wat voor capaciteit de afvoervoorziening ten minste moet hebben (capaciteit);
3.artikel 3.94 stelt eisen omtrent de plaats van de uitmonding van de afvoervoorziening (plaats van de uitmonding);
4.artikel 3.95 stelt eisen omtrent de richting van de stroming van de rook in de afvoervoorziening (stromingsrichting);
5.artikel 3.96 bepaalt de maximale rookdoorlatendheid van de afvoervoorziening (rookdoorlatendheid);
6.artikel 3.97 bepaalt dat de afvoervoorziening moet zijn uitgerust met een goed werkende kap (kap);
7.artikel 3.98 geeft aan van welke voorschriften burgemeester en wethouders geen ontheffing kunnen verlenen (verbouw), en
8.artikel 3.99 geeft voor niet-permanente bouw aan welke voorschriften voor nieuwbouw daarvoor gelden, in aanvulling op de relevante voorschriften voor bestaande bouw (tijdelijke bouw).

Voor de gebruiksfunctie ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid bepaalt dat de functionele eis op deze gebruiksfunctie niet van toepassing is.

Artikel 3.92.

Dit artikel regelt de aanwezigheid van voorzieningen voor de afvoer van rook bij opstelplaatsen voor verbrandingstoestellen die op gas, olie of vaste brandstof worden gestookt. Het gaat hierbij om voorzieningen zoals kanalen en uitmondingen. Van deze eis zijn uitgezonderd opstelplaatsen voor kook- en warmwatertoestellen met gering vermogen. Dit zijn in het algemeen toestellen voor huishoudelijk gebruik, zoals een kooktoestel of een geiser. Voor een dergelijke situatie is een bij normale verbranding noodzakelijke afvoer van met rookgas verontreinigde binnenlucht geregeld in artikel 3.48, derde lid, als het kook- of warmwatertoestel in een verblijfsgebied of verblijfsruimte ligt. Is daarentegen het verbrandingstoestel met gering vermogen in een andere ruimte gelegen, dan zal de gebruiker op voldoende ventilatie moeten toezien. Daartoe is in de gemeentelijke bouwverordening een gebruiksvoorschrift opgenomen.

Ook bij ligging in een verblijfsgebied of verblijfsruimte moet de afvoer natuurlijk wel in bedrijf zijn bij gebruik van het verbrandingstoestel, wil niet een voor de gezondheid ongewenste situatie kunnen ontstaan.

De bedoeling van de eis is te bereiken dat de bij normale verbranding vrijkomende dampen, gassen en fijne vaste deeltjes naar buiten worden afgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan waterdamp, onverbrand gas, zwaveldioxide en roet.

Artikel 3.93.

De vereiste afvoervoorziening moet voldoende capaciteit hebben om de bij de verbranding vrijkomende dampen, gassen en fijne vaste deeltjes te kunnen afvoeren. Hoeveel afvoercapaciteit er nodig is, is afhankelijk van de belasting van de te plaatsen verbrandingstoestellen en de te gebruiken brandstof weergegeven in formule 3.93. Bij verbrandingstoestellen met een totale capaciteit van ten hoogste 130 kW wordt deze capaciteit mede aan de hand van de in tabel 3.93 gegeven verdunningsfactor van de rook berekend. Daarboven is veelal een milieuvergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieuvergunning vereist, in welke vergunning nadere voorschriften omtrent de verbrandingsluchttoevoer kunnen worden opgenomen. De voorwaarden zullen dan bij de verlening van de bouwvergunning mede in beschouwing moeten worden genomen.

Omdat in de praktijk ten tijde van de bouwaanvraag veelal het verbrandingstoestel nog niet bekend is, is in het tweede lid een voorschrift gegeven waarmee een voorziening voor afvoer van rook kan worden bepaald die toereikend is voor het bouwwerk in zijn gebruiksstadium. Uitgegaan moet worden van een zodanige belasting van het verbrandingstoestel dat met gangbare toestellen de installatie kan worden gemaakt, zonder dat er strijd met het Bouwbesluit 2003 optreedt.

Bij het berekenen van de benodigde capaciteit van opstelplaatsen voor een kook-, stook- en warmwatertoestel moet daarbij worden uitgegaan van een op gas gestookt toestel. De in rekening te brengen belasting van dit toestel mag niet lager zijn dan is aangegeven.

Het vijfde lid bevat een bijzondere regeling voor CLV-systemen. Dat is een syteem dat werkt op natuurlijke trek en dat bestaat uit een combinatie van een leiding of kanaal voor de gemeenschappelijke toevoer van verbrandingslucht en een leiding of kanaal voor de gemeenschappelijke afvoer van rook, uitsluitend bestemd voor met gas gestookte gesloten toestellen voorzien van een ventilator.

Artikel 3.94.

Met dit voorschrift wordt beoogd te voorkomen dat de concentratie van rook ter plaatse van instroomopeningen van een voorziening voor luchtverversing en een voorziening voor toevoer van verbrandingslucht te hoog wordt.

Vanwege het principe van gelijke monniken, gelijke kappen ten grondslag ligt (zie algemeen deel van de toelichting), is bepaald dat bij het bepalen van de kwaliteit van de toevoerlucht (positionering van de uitmonding) geen rekening wordt gehouden met bouwwerken, die op een aangrenzend perceel zijn gelegen.

Aan het tweede lid ligt eveneens het principe van gelijke monniken, gelijke kappen dat aan het Bouwbesluit 2003 ten grondslag (zie algemeen deel van de toelichting). Dit voorschrift heeft voorts tot doel dat ten minste een zekere mate van afvoer tot stand komt indien op korte afstand op een aangrenzend perceel wel een bouwwerk aanwezig is.

Met het derde lid van artikel 3.94 is beoogd te voorkomen dat de afvoer van rook wordt belemmerd als gevolg van ophoping van bijvoorbeeld bladeren of sneeuw.

Artikel 3.95.

Dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat de voorziening voor de afvoer van rook niet goed functioneert en de rook niet voldoende afvoert. Het voorschrift voorziet er tevens in dat de toevoer ook daadwerkelijk de benodigde capaciteit kan realiseren.

Vanwege het principe van gelijke monniken, gelijke kappen dat aan het Bouwbesluit 2003 ten grondslag ligt (zie algemeen deel van de toelichting), is bepaald dat bij het bepalen van de richting van de stroming geen rekening wordt gehouden met bouwwerken, die op een aangrenzend perceel zijn gelegen.

Artikel 3.96.

Dit voorschrift heeft als doel te voorkomen dat dampen, gassen of fijne vaste deeltjes zich tijdens de afvoer naar buiten alsnog binnen het gebouw verspreiden. De eisen aan een overdrukvoorziening zijn daarbij abusievelijk gelijk gesteld aan die welke gelden voor de dichtheid van een stuk buis. De eis leidt er toe dat alleen nog gelaste verbindingen mogen worden toegepast. Een voorziening voor de afvoer van rook zou minder rookdicht mogen zijn, zonder dat een voor de gezondheid schadelijke situatie ontstaat.

In het TNO Bouw memorandum 1997-BKR-M199/SNN/SSC van 23 mei 1995 is daar aandacht voor gevraagd. Impliciet is bij het gegeven voorschrift uitgegaan van een eis van 1.000 ppm aan maximale verbrandingscomponenten in de rook, terwijl naar het oordeel van de voormalige normsubcommissie 351 074 14 zou hebben kunnen worden volstaan met 300 ppm. Volstaan zou daarom kunnen worden met 0,05*10-3 m3/s per m2 inwendig oppervlak van de wand van de voorziening.

Bij een onderdrukvoorziening, zoals een schoorsteen die werkt op normale trek, leidt het ontbreken van een stootvoeg nog niet tot strijd met het voorschrift.

Artikel 3.97.

Bij het bepalen van de stromingsrichting volgens artikel 3.95 behoeft geen rekening te worden gehouden met omliggende bebouwing en andere obstakels buiten het perceel. Daardoor kan afgevoerde rook door valwinden eventueel toch terugstromen in het gebouw. Met een goed functionerende kap kan dit worden tegengegaan. GIVEG gekeurde kappen zijn echter niet verplicht gesteld. Ook andersoortige kappen kunnen aan het voorschrift voldoen.

§ 3.14.2.Bestaande bouw

Artikel 3.100.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Artikel 3.101.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Artikel 3.102.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Artikel 3.103.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Artikel 3.104.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Artikel 3.105.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking op bestaande voorzieningen voor de afvoer van rook. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.14.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

De voorschriften verwijzen voor de bepaling of aan de grenswaarden is voldaan naar NEN 2757. Echter in de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn nadere voorschriften opgenomen in paragraaf 4.1 ten einde er voor te zorgen dat de voorschriften aansluiten bij het rechtens verkregen niveau van eertijds verleende bouwvergunningen. Tezamen met die nadere voorschriften wordt een situatie bereikt die overeenkomt met de voorschriften zoals die in de zestiger-zeventiger jaren hebben geluid. Het niveau wat destijds als gezond werd ervaren kan nog juist als ondergrens voor de bestaande bouw worden geaccepteerd. Dit niveau komt overeen met hetgeen daaromtrent is gesteld in de brochure Bodemniveau Gasinstallaties van 15 september 1992, die door EnergieNed wordt uitgegeven.

Het Nederlands Normalisatie-instituut heeft NEN 8757 in voorbereiding waarvan het de bedoeling is dat die in de plaats zal treden van NEN 2757 in samenhang met de nadere voorschriften uit de ministeriële regeling.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties