Bouwbesluit Online 2012


6.7. Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt van niet tot bewoning bestemde gebouwen

De bedrijfs-effecten kunnen, gebaseerd op het door BBB Bestuurs- en beleidsadviezen bv opgestelde rapport "Onderzoek milieu- en bedrijfseffectentoets voorgenomen aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor niet tot bewoning bestemde gebouwen in het Bouwbesluit" (januari 1998) als volgt worden samengevat:

1.Voor welke categorieën bedrijven heeft de ontwerp-regelgeving bedrijfseffecten?

Het onderhavige besluit is van belang voor de volgende categorieën uit het bedrijfsleven:

  • opdrachtgevers: bouwondernemers, projectontwikkelaars en beleggers, overheid;
  • ontwerpend bouwbedrijf: architecten en raadgevende ingenieurs;
  • uitvoerend bouwbedrijf: aannemers;
  • toeleveranciers.
2.Hoeveel bedrijven worden daadwerkelijk met de ontwerp-regelgeving geconfronteerd?

Architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus circa 9.500 aannemersbedrijven incl. installatiebedrijven 25.000

3.Wat zijn voor de betrokken bedrijven de meest waarschijnlijke aard en omvang van de kosten en baten?
a.het structurele dan wel eenmalige karakter van de effecten

Het gaat om aanscherping van een bestaande eis met behoud van de bestaande bepalingsmethode. Aan het zich eigen maken van de aangescherpte epc zijn dan ook geen kosten verbonden. De grotere ontwerpbureaus zullen met de verdere aanscherping van de epc in de vorm van een bouwkundige uitwerking minder moeite hebben dan de kleine ontwerpbureaus. Deze laatsten zullen wellicht vaker zijn aangewezen op ondersteuning van ter zake deskundige adviesbureaus. Voor specifieke gevallen zal door de ontwerpers mogelijkerwijs ook meer een beroep moeten worden gedaan op adviesbureaus.

b.de onderverdeling tussen financiële en nalevingseffecten

Omdat de aangescherpte eis uniform zal gaan gelden, zal het effect op de naleving ervan optimaal zijn en zal de onderlinge concurrentiepositie van bedrijven hier niet door beïnvloed worden.

Het verder aanscherpen van de epc leidt tot het toepassen van betere isolatie van de schil van gebouwen, met name waar het gaat om de ramen. Voorts leidt het, vanuit energiezuinigheid gezien, tot betere klimaatbeheersingsinstallaties. Dit heeft een verhoogde inspanning van de in die sector actieve branches tot gevolg. Daarnaast vormt het aanscherpen van de epc een stimulans om te komen tot verdere innovatieve ontwikkelingen rondom energiebesparing van gebouwen.

c.de onderbouwing en de onzekerheidsmarges van de kosten en baten

Zie de antwoorden op de vragen a en b.

d.de gelijkmatigheid in de verdeling van de effecten tussen (categorieën) bedrijven

De effecten zullen voornamelijk zichtbaar zijn bij de bedrijven die energiebesparende bouwproducten leveren.

e.de gevolgen voor de omvang van de administratieve lasten

Er treedt geen verandering op in de administratieve lasten, omdat het een aanscherping betreft van een reeds bestaand voorschrift.

4.Hoe verhouden de kosten en baten zich tot de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven?

Er is geen reden te veronderstellen dat het aanscherpen van de eis de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven beïnvloedt. De meerkosten zijn, voor zover daarvan sprake is, per gebouwfunctie gering dan wel staan in redelijke verhouding tot de daarvan te verwachten milieuwinst.

Met de aanscherping van de epc nemen de bouwkosten toe en daarmee ook de huurkosten. De exploitatiekosten zullen echter afnemen. In het geval sprake is van een optimaal ontwerp zullen de kosten en baten door de bank genomen in evenwicht zijn. Niet in alle gevallen worden de kosten gemaakt door de partij die ook de baten krijgt. De huurverhoging en de besparing op de exploitatiekosten zullen elkaar in het algemeen redelijk in evenwicht houden.

5.Wat zijn de gevolgen voor het energieverbruik en de mobiliteit?

Het voorschrift van het onderhavige besluit heeft geen betrekking op mobiliteit.

De milieu-effecten kunnen, gebaseerd op het eerdergenoemde door BBB Bestuurs- en beleidsadviezen bv opgestelde rapport als volgt worden samengevat:

Energie

  • Het gasgebruik van niet tot bewoning bestemde gebouwen daalt met 11,9% ten opzichte van de huidige nieuwbouw;
  • Het elektriciteitsgebruik van de gebouwgebonden installaties van nieuw te bouwen utiliteitsgebouwen waaraan energieprestatie-eisen zijn gesteld daalt met circa 14,2 % ten opzichte van de huidige nieuwbouw;
  • De totale besparing op het aardgasgebruik loopt op van circa 8 mln. m3 in 2000 tot circa 36 mln. m3 in 2005 en circa 65 mln. m3 in 2010;
  • De totale besparing op het elektriciteitsgebruik loopt op van circa 31 mln. kWh in 2000 tot circa 136 mln. kWh in 2005 en circa 241 mln. kWh in 2010;
  • De CO2-uitstoot neemt af met circa 34 kiloton in 2000, circa 149 kiloton in 2005, oplopend tot circa 264 kiloton in 2010;
  • Voor de toenemende productie van isolatiematerialen wordt jaarlijks circa 0,2 PJ extra aan fossiele brandstof verbruikt.

Grondstoffen Voor de toenemende productie van glaswol is jaarlijks circa 3.000 ton extra zand nodig

Afvalstromen De samenstelling van het bouw- en sloopafval zal enigszins veranderen.

Emissies naar lucht en naar de bodem

  • De emissie van NOx naar de lucht wordt gereduceerd met circa 54 ton in 2000, circa 234 ton in 2005, oplopend tot circa 414 ton in 2010.
  • De emissie van SO2 naar de lucht wordt gereduceerd met circa 25 ton in 2000, circa 109 ton in 2005, oplopend tot circa 194 ton in 2010.
Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties