Bouwbesluit Online 2012


6.8 Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt van woningen en woongebouwen 2000

Bedrijfs- en milieueffectentoets In het deze paragraaf wordt nader ingegaan op de verwachte effecten van de aanscherping.

Voor welke categorieën bedrijven heeft de ontwerp-regelgeving bedrijfseffecten? De bedrijfseffecten kunnen, gebaseerd op het door BBB Bestuurs- en beleidsadviezen bv uitgevoerde onderzoek (rapport “Aanscherping EPC-eis woningen van 1,2 naar 1,0” van juni 1999) als volgt worden samengevat:

Het onderhavige besluit is van belang voor de volgende categorieën uit het bedrijfsleven:

  • opdrachtgevers: woningbouwverenigingen en -stichtingen, bouwondernemers, projectontwikkelaars;
  • ontwerpend bouwbedrijf: architecten en raadgevende ingenieurs;
  • uitvoerend bouwbedrijf: aannemers en installatiebedrijven;
  • fabrikanten en toeleveranciers.

Hoeveel bedrijven worden daadwerkelijk met de ontwerp-regelgeving geconfronteerd?

  • Aannemingsbedrijven 7555
  • electrotechnische installatiebedrijven 1250
  • isolatiebedrijven 200
  • installatie bedrijven voor verwarming en luchtbehandeling 360
  • projectontwikkelaars 2960
  • woningbouwverenigingen en -stichtingen 730
  • architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus 4505
  • electrotechnische- en installatiebedrijven 1040

Wat zijn voor de betrokken bedrijven de meest waarschijnlijke ad en omvang van de kosten en baten ?

a.het structurele dan wel eenmalige karakter van de effecten Het gaat om aanscherping van een bestaande eis met behoud van de bestaande bepalingsmethode. Aan het zich eigen maken van de aangescherpte epc zijn dan ook geen kosten verbonden. De grotere ontwerpbureaus zullen met de verdere aanscherping van de epc in de vorm van een bouwkundige uitwerking minder moeite hebben dan de kleine ontwerpbureaus. Deze laatsten zullen wellicht vaker zijn aangewezen op ondersteuning van ter zake deskundige adviesbureaus. Voor specifieke gevallen zal door de ontwerpers mogelijkerwijs ook meer een beroep moeten worden gedaan op adviesbureaus.
b.de onderverdeling tussen financiële en nalevingseffecten Omdat de aangescherpte eis uniform zal gaan gelden zal de concurrentiepositie van bedrijven hier niet door beïnvloed worden. Het verder aanscherpen van de epc leidt tot het toepassen van betere isolatie van de schil van de woningen en woongebouwen, met name waar het gaat om de ramen. Dit heeft een verhoogde inspanning van de in die sector actieve branches tot gevolg. Daarnaast vormt het aanscherpen van de epc een stimulans om te komen tot verdere innovatieve ontwikkelingen rondom energiebesparing.
c.de onderbouwing en de onzekerheidsmarges van de kosten en baten Zie de antwoorden op de vragen a en b.
d.de gelijkmatigheid in de verdeling van de effecten tussen (categorieën) bedrijven De effecten zullen voornamelijk zichtbaar zijn bij de bedrijven die energiebesparende bouwproducten leveren. Hierbij moet met name gedacht worden aan de leveranciers van de onder 3 genoemde producten.
e.de gevolgen voor de omvang van de administratieve lasten Er treedt geen verandering op in de administratieve lasten, omdat het een aanscherping betreft van een reeds bestaand voorschrift.

Hoe verhouden de kosten en baten zich tot de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven? Er is geen reden te veronderstellen dat het aanscherpen van de eis de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven beïnvloedt. De meerkosten zijn, voor zover daarvan sprake is, gering dan wel staan in redelijke verhouding tot de daarvan te verwachten milieuwinst.

Met de aanscherping van de epc nemen de bouwkosten wederom toe en daarmee ook de huurkosten. De exploitatiekosten zullen daarentegen verder afnemen. In het geval sprake is van een optimaal ontwerp zullen de kosten en baten door de bank genomen in evenwicht zijn. Het is alleen niet in alle gevallen zo dat de kosten gemaakt worden door de partij die ook de baten krijgt. De huurverhoging en de besparing op de exploitatiekosten zullen elkaar in het algemeen redelijk in evenwicht houden.

Wat zijn de gevolgen voor het energieverbruik en de mobiliteit? Het voorschrift van het onderhavige besluit heeft geen betrekking op mobiliteit.

De milieueffecten van het aanscherpen van een energieprestatiecoëfficiënt van 1,2 voor de huidige nieuwbouwwoningen naar 1 worden als volgt samengevat:

Energie, grondstoffen en afvalstromen

  • Het gasverbruik daalt met circa 15%, waardoor de totale besparing op het aardgasverbruik oploopt van 67 miljoen m3 in 2005 tot 125 miljoen m3 in 2010. Deze besparing is voor circa 10% het gevolg van de toename van het gebruik van duurzame energie, met name zonneboilers;
  • Het elektriciteitsgebruik stijgt met circa 1%, waardoor de jaarlijkse toename in 2005 circa 12 miljoen kWh bedraagt, oplopend tot 23 miljoen kWh in 2010;
  • Voor de toenemende productie van isolatiematerialen en installatietechnische componenten wordt jaarlijks circa 0,5 PJ extra aan fossiele brandstoffen verbruikt, terwijl voor de productie van glaswol jaarlijks circa 5000 ton extra zand nodig is;
  • De samenstelling van bouw- en sloopafval zal enigszins wijzigen.

Emissies

  • De CO2-uitstoot neemt af met circa 125 kiloton in 2005, oplopend tot circa 233 kiloton in 2010;
  • De totale NOx-uitstoot neemt af met circa 0,4 % in 2010, waarbij de NOx-uitstoot naar de lucht vermindert met circa 90 ton in 2005 tot circa 170 ton in 2010. Bij de CO2- en NOx-uitstoot is rekening gehouden met de hier bovengenoemde 0,5 PJ aan extra verbruik van fossiele brandstoffen;
  • De SO2-uitstoot neemt marginaal toe.
Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties