Afdeling 4.6. Verblijfsruimte
§ 4.6.1. Nieuwbouw
Artikel 4.25
1.
De verblijfsruimten van een te bouwen bouwwerk hebben zodanige afmetingen en een zodanige bereikbaarheid, dat het bouwwerk doelmatig kan worden gebruikt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.25 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.25 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 4.26
1.
Een gebruiksfunctie heeft ten minste een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde die is aangeven in tabel 4.25.
2.
Een andere overige gebruiksfunctie heeft een verblijfsruimte.
Artikel 4.27
1.
Een verblijfsruimte ligt in een verblijfsgebied.
2.
Een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 4.26, is vanaf de toegang van de woonfunctie bereikbaar via al dan niet gemeenschappelijke besloten ruimten van die woonfunctie.
3.
Een verblijfsruimte is vanaf de toegang van de woonfunctie bereikbaar zonder het betreden van een toiletruimte, badruimte, of technische ruimte.
4.
Een verblijfsruimte van een woonwagen als bedoeld in artikel 4.26, eerste lid, ligt op een afstand van ten minste 0,9 m van de toegang van de woonwagen.
Artikel 4.28
1.
Een verblijfsruimte heeft een vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.25.
2.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een breedte van ten minste de grenswaarde als aangegeven in tabel 4.25.
3.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een hoogte boven de vloer van ten minste de grenswaarde als aangeven in tabel 4.25.
4.
In afwijking van het derde lid heeft een nevenfunctie van een celfunctie een hoogte boven de vloer van ten minste 2,5 m.
Artikel 4.29
Voor een verblijfsruimte geldt dezelfde bezettingsgraadklasse als voor het verblijfsgebied waarin deze ligt.
§ 4.6.2. Bestaande bouw
Artikel 4.30
1.
Een bestaand bouwwerk heeft een of meer verblijfsruimten die zodanig zijn dat daarin de voor de gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten kunnen plaatsvinden.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.30 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eisen voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.30 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 4.31
gebruiksfunctie
|
leden van toepassing
|
grenswaarden
|
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
artikel
|
|||||||||
lid
|
|||||||||
[m2]
|
[m2]
|
[m]
|
|||||||
1
|
Woonfunctie
|
||||||||
a
|
woonfunctie van een woonwagen
|
–
|
–
|
9,4
|
–
|
–
|
|||
b
|
andere woonfunctie
|
14
|
7,5
|
2,4
|
|||||
2
|
Bijeenkomstfunctie
|
||||||||
a
|
bijeenkomstfunctie
voor kinderopvang
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
1 verblijfsruimte voor slapen
|
|||||||||
2 andere verblijfsruimte
|
|||||||||
b
|
bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik
|
–
|
–
|
–
|
35
|
1,5
|
|||
c
|
andere bijeenkomstfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
3
|
Celfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
1 niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte uitsluitend voor kortstondig verblijf
|
|||||||||
2 niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte voor dag- en nachtverblijf, met een toiletpot
|
|||||||||
3 andere verblijfsruimte
|
|||||||||
4
|
Gezondheidszorgfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
1 verblijfsruimte voor het verblijf van personen niet ouder dan vijf jaar
|
|||||||||
2 andere verblijfsruimte
|
|||||||||
5
|
Industriefunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
6
|
Kantoorfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
7
|
Logiesfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
8
|
Onderwijsfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
9
|
Sportfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
10
|
Winkelfunctie
|
||||||||
a
|
winkelfunctie voor het slijtersbedrijf
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
b
|
andere winkelfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
11
|
Overige gebruiksfunctie
|
||||||||
a
|
functie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte vanmeer dan 100 m2
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
b
|
andere overige gebruiksfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
12
|
Bouwwerk geen gebouw zijnde
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
1.
Een gebruiksfunctie heeft een of meer verblijfsruimten.
2.
Een woonfunctie heeft een totale vloeroppervlakte aan verblijfsruimte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.30.
3.
De vloeroppervlakte aan verblijfsruimte van een woonfunctie als bedoeld in het tweede lid, mag op 10 m² na deel uitmaken van gemeenschappelijke verblijfsruimten.
4.
Een gebruiksfunctie heeft ten minste een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte en een breedte van ten minste de grenswaarde die is aangeven in tabel 4.30.
Artikel 4.32
Een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 4.31, tweede lid, is vanaf de toegang van de woonfunctie bereikbaar via al dan niet gemeenschappelijke ruimten van de woonfunctie, zonder het betreden van een toiletruimte, badruimte of technische ruimte.
Artikel 4.33
1.
Een verblijfsruimte heeft een vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.30.
2.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een breedte van ten minste 1,5 m.
3.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een hoogte boven de vloer van ten minste de in tabel 4.30 aangegeven grenswaarde.
4.
Een vloeroppervlakte van een verblijfsruimte heeft een hoogte boven de vloer van ten minste 2,1 m.
5.
In afwijking van het derde lid geldt, indien voor 1 november 2000 een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de bedrijfsvoering niet langer dan een jaar onderbroken is, anders dan door overmacht, de in de vergunning vereiste hoogte met een minimum van 2,1 m.