Bouwbesluit Online 2012


2.3 Eisen aan certificerende instellingen (CBI’s)

De beoordeling of een (installatie)bedrijf in aanmerking komt voor een certificaat wordt uitgevoerd door een onafhankelijke en deskundige instantie: een CBI. CBI’s hebben daarmee een belangrijke rol bij het waarborgen van de kwaliteit van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. CBI’s die de in de regelgeving opgenomen conformiteitsbeoordeling uitvoeren dienen daarom onafhankelijk, onpartijdig en deskundig te zijn, aangewezen te worden door de Minister van BZK en over een passende accreditatie van de Raad voor Accreditatie te beschikken. Een CBI dient bovendien aan de in dit wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348) vastgelegde en genoemde eisen te voldoen, waarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen de voorwaarden die rechtstreeks tot de CBI zijn gericht en de eisen die volgen uit een certificatieschema. De rechtstreeks geldende regels zien op de verhouding tussen een CBI en de Minister van BZK, en gaan over de aanwijzing als CBI en de gegevensverstrekking van CBI aan de minister. In het certificatieschema dienen eisen opgenomen te worden over de betrekkingen tussen CBI en certificaathouder, bijvoorbeeld over het toezicht dat de CBI op de certificaathouder houdt en het verwerken van gegevens van en over de certificaathouder.

Een voorwaarde voor aanwijzing van een CBI door de Minister van BZK is dat deze over accreditatie van de Raad voor Accreditatie beschikt. Na accreditatie kan een CBI door de Minister van BZK worden aangewezen om een bepaald (toegelaten) certificatieschema te voeren. Accreditatie is een belangrijke steun in de rug bij de aanwijzing door de Minister van een CBI en zal in de meeste gevallen voldoende zijn om te waarborgen dat de instelling en onafhankelijk, onpartijdig en deskundig handelt. Aangezien een CBI is bekleed met openbaar gezag in het kader van dit stelsel en voor de uitoefening van de betreffende taken als (zelfstandig) bestuursorgaan wordt aangemerkt, zal een CBI zich onder meer moeten houden aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in de Woningwet is opgenomen dat de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen niet van toepassing is op CBI’s die door de minister worden aangewezen. 6

In de Woningwet is verder geregeld dat de Minister van BZK toezicht houdt op de manier waarop een CBI zijn verantwoordelijkheid voor de goede werking van het stelsel borgt.7 Het toezicht van de Minister zal zich vooral concentreren op het handelen door de CBI als bestuursorgaan.

De aanwijzing van een CBI kan door de Minister worden geschorst of ingetrokken, als de CBI niet (langer) voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing of zich niet houdt aan de regels in dit wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348). Ook surseance van betaling en faillissement zijn gronden voor het intrekken van de aanwijzing, net als een verzoek van de CBI zelf.

6 Zie hierover nader Kamerstukken II 2017/2018, 35 022, nr. 3

7 De minister wijst hiertoe toezichtambtenaren aan (artikel 92, derde lid, Woningwet en titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht).

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties