Bouwbesluit Online 2012


11.3 Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 24 februari 2020 het onderhavige besluit, zonder de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012, ter toetsing aan het ATR voorgelegd. Het ATR heeft hierop geadviseerd het besluit niet in te dienen, tenzij met de volgende adviespunten rekening is gehouden:

  • Gebruik liften bij brand Het college adviseert in de toelichting op te nemen wat de (kwantitatieve) bijdrage is van een brandwerende lift op het vergroten van brand- en vluchtveiligheid.
  • Risicomatrix en veiligheidscoördinator Het college adviseert om in het besluit inzichtelijk te maken of (aansluiting bij bestaande) vormen van zelfregulering zijn overwogen en waarom daar niet voor is gekozen.
  • Milieuprestatie Het college adviseert in de toelichting nader in te gaan in hoeverre is voorzien om verschillende eisen op het gebied van energie en milieu te integreren in één methodiek en dit element te betrekken bij de aangekondigde toekomstige aanscherpingen van de MPG-eis.
  • Brandveiligheid- rookmelders Het college adviseert om in het besluit op te nemen hoe een juiste plaatsing en gebruik van rookmelders in de praktijk wordt geborgd om schijnveiligheid te voorkomen en de effectiviteit van de maatregel te vergroten. Het college adviseert om in het besluit aan te geven hoe handhaving van de maatregelen inzake rookmelders plaats zal vinden. Het college adviseert om de totale regeldrukeffecten van alle maatregelen in de toelichting bij het voorstel op te nemen. Het college adviseert om regeldrukeffecten voortvloeiend uit gemeentelijke handhaving van de verplichtingen omtrent rookmelders in beeld te brengen conform Rijksbrede methodiek. Het advies van de ATR is zo veel mogelijk in de nota van toelichting verwerkt. Zie hieronder per onderwerp een toelichting hierop.
  • Gebruik liften bij brand Het college adviseert in de toelichting op te nemen wat de (kwantitatieve) bijdrage is van een brandwerende lift op het vergroten van brand- en vluchtveiligheid. Er is geen goede kwantitatieve analyse mogelijk door het ontbreken van landelijke registraties over branden, de benodigde hulpverlening en gezondheidsschade. Feitelijk is er alleen informatie beschikbaar waarmee men de reductie van het aantal dodelijke slachtoffers kan berekenen. Dit is gedaan door TNO 25 en hierbij wordt geconstateerd dat het gebruik van de lift slechts beperkte positieve effecten heeft voor de reductie van het aantal dodelijke slachtoffers. TNO geeft daarnaast echter aan dat om het feitelijk ontruimen ook voor verminderd zelfredzamen mogelijk te maken er wel een reden is om het gebruik van een lift bij brand dwingend voor te schrijven. Dit is gebaseerd op een kwalitatieve overweging. De huidige eisen in de bouwregelgeving gaan er vanuit dat bewoners zoveel mogelijk zelf in staat moeten zijn te kunnen vluchten en dat alleen in uitzonderlijke gevallen hulp van de brandweer daarbij nodig is. Dit principe achter de bouwregelgeving gaat bij woongebouwen waarin door de vergrijzing en extramuralisering steeds meer minder zelfredzame mensen wonen, steeds vaker niet op. Hierdoor ontstaat de situatie dat in de toekomst vaker een grote en dure brandweerinzet nodig is en dat bewoners bij het vluchten eerder gezondheidsschade oplopen door bijvoorbeeld het inademen van rook of psychische klachten door een niet snelle ontruiming. Deze nadelen kunnen worden bestreden door het inzetten van liften bij brand.

    25 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/02/20/beoordeling-aanvullende-brandveiligheidsmaatregelen-in-seniorencomplexen-op-basis-van-een-risicobenadering.

  • Risicomatrix en veiligheidscoördinator Met het publiekrechtelijk verankeren van de veiligheidscoördinator is gevolg gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer. Het Instituut voor Bouwrecht (IBR) 26 heeft onderzocht of via de algemene voorwaarden in de UAV’s (Uniforme Algemene voorwaarden) één partij contractueel verantwoordelijk is te maken, zoals de OvV in haar advies voorstelt. Bouwende partijen hebben aangegeven dat algemene voorwaarden waarover partijen kunnen onderhandelen, veiligheid niet als onderwerp zouden moeten hebben. Aannemers en opdrachtgevers zouden niet moeten concurreren op het gebied van veiligheid (level playing field). Naar andere mogelijkheden van zelfregulering of aan te sluiten bij bestaande vormen hiervan, zoals bijvoorbeeld certificering door middel van VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is verder geen onderzoek gedaan, nu een publiekrechtelijke verankering gewenst is.

    26 IBR, Omgevingsveiligheid en de DNR 2011, de UAV 2012 en de UAV-GC 2005, 12 juli 2018.

  • Samenhang en integraliteit MPG met BENG- en brandveiligheidseisen Het ATR adviseert in de toelichting nader in te gaan in hoeverre is voorzien om verschillende eisen op het gebied van energie en milieu te integreren in één methodiek en dit element te betrekken bij de aangekondigde toekomstige aanscherpingen van de MPG-eis. Een integratie van beide methodieken is niet mogelijk uit hoofde van Europees beleid. Voor de berekening van de energieprestatie enerzijds en de milieuprestatie anderzijds zijn op Europees niveau verschillende bepalingsmethoden ontwikkeld. Nederland kiest er voor om in beide gevallen de nationale bepalingsmethoden te baseren op de Europese bepalingsmethoden. De reden hiervoor is dat Nederland van mening is dat voor zowel energiebeleid als beleid voor de milieueffecten van bouwwerken een Europese aanpak de beste aanpak is. Ontwerp- en rekeninstrumenten voor de praktijk zouden wel ondersteuning kunnen bieden aan een geïntegreerde benadering.
  • Brandveiligheid- rookmelders Ten aanzien van de handhaving en de effectiviteit van de maatregel is de toelichting aangevuld, zie hiervoor met name paragraaf 9 van dit deel van de algemene toelichting. Om de effectiviteit van de maatregel en het juist gebruik van rookmelders te bevorderen zal naast deze wijziging ook flankerend beleid worden ingezet in de vorm van voorlichting en monitoring. Ten aanzien van de bestuurlijke kosten van de handhaving van deze verplichting is in de toelichting aangegeven op welke manier dit wordt beoogd als onderdeel van alle overige eisen bestaande bouw waarvoor de gemeente een handhavende taak heeft. De gemeente heeft beleidsvrijheid hoe zij haar handhavende taak vormgeeft, ook in dit specifieke geval. Er kan daarom niets gezegd worden over de bestuurlijke lasten van deze maatregel. De verwachting is dat deze wijziging door middel van voorlichting grotendeels zonder actief toezicht en handhaving door gebouweigenaren zal worden opgevolgd. Het is aan gemeenten om aanvullend hierop zelf te bepalen of en op welke wijze haar handhavingsinstrumentarium zal worden ingezet. Zoals aangegeven in hoofdstuk 9 bij deze toelichting zullen de effecten van de invoering van deze verplichting in de praktijk gevolgd gaan worden door het uitvoeren van een terugkerende steekproef. Daarbij zal ook expliciet naar de gevolgen bij gemeenten gekeken worden. In navolging van het adviespunt om een overzicht van de totale regeldrukeffecten van alle maatregelen in de toelichting op te nemen, zijn in paragraaf 8.1 de totale kosten voor burgers en bedrijven opgenomen.
Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties