Artikel 5.13
gebruiksfunctie
|
leden van toepassing
|
|||
---|---|---|---|---|
artikel
|
||||
lid
|
||||
1
|
Woonfunctie
|
|||
a
|
woonfunctie
van een
woonwagen
|
–
|
||
b
|
woonfunctie
gelegen in een
woongebouw
|
–
|
||
c
|
andere
woonfunctie
|
–
|
||
2
|
Bijeenkomstfunctie
|
–
|
||
3
|
Celfunctie
|
|||
a
|
celfunctie
niet gelegen in een
cellengebouw
|
–
|
||
b
|
celfunctie
gelegen in een
cellengebouw
|
–
|
||
4
|
Gezondheidszorgfunctie
|
|||
a
|
gezondheidszorgfunctie
voor aan bed gebonden
patiënten
|
–
|
||
b
|
andere
gezondheidszorgfunctie
|
–
|
||
5
|
Industriefunctie
|
–
|
–
|
|
6
|
Kantoorfunctie
|
–
|
||
7
|
Logiesfunctie
|
|||
a
|
onverwarmde
logiesfunctie niet gelegen in een
logiesgebouw
|
–
|
–
|
|
b
|
verwarmde
logiesfunctie niet gelegen in een
logiesgebouw
|
–
|
||
c
|
logiesfunctie
gelegen in een
logiesgebouw
|
–
|
||
8
|
Onderwijsfunctie
|
–
|
||
9
|
Sportfunctie
|
–
|
||
10
|
Winkelfunctie
|
–
|
||
11
|
Overige
gebruiksfunctie
|
–
|
–
|
|
12
|
Bouwwerk
geen gebouw
zijnde
|
–
|
–
|
1.
Een energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 5.12, wordt bepaald volgens NEN 5128. Bij het bepalen van de energieprestatiecoëfficiënt van een woonfunctie mogen een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel buiten beschouwing blijven.
2.
Een energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 5.12, wordt bepaald volgens NEN 2916. Bij het bepalen van de energieprestatiecoëfficiënt van de gebruiksfunctie is voor de coëfficiënt voor koeling de waarde 4 aangehouden en voor de factor waarmee compensatie voor toelaatbaar energiegebruik voor ventilatie wordt gerealiseerd, de waarde 135. Bij het bepalen van de energieprestatiecoëfficiënt mogen een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel buiten beschouwing blijven.