Bouwbesluit Online 2012


Artikel 1.2

In het eerste lid van artikel 1.2 is geregeld dat in bijlage I van deze regeling is bepaald welke uitgaven van de direct door het Bouwbesluit 2003, hoofdstuk 2 van de Regeling omgevingsrecht, dat de indieningsvereisten bevat voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, of deze regeling aangewezen normbladen en de op deze normbladen uitgebrachte correctie-, wijzigings-, of aanvullingsbladen van kracht zijn.

Op grond van het tweede lid van artikel 1.2 was tot 21 mei 2009 NEN 2000 van belang voor de directe en indirecte doorverwijzingen naar tweedelijns normen en de afbakening van de zogenoemde verwijzingsketens tussen die normen. Een tweedelijns norm is een norm die via een direct in het Bouwbesluit 2003 of in deze regeling genoemde norm (eerstelijns norm) wordt aangestuurd. Voor de datum van uitgifte van NEN 2000 is bijlage I van belang.

Eens per jaar zal NEN, in overleg met het ministerie van VROM, NEN 2000 actualiseren.

Het tweede lid van dit artikel bakent de verwijzingsketens binnen de normen af. De normverwijzingen die niet in NEN 2000 (hoofdstuk 3) zijn vermeld, zijn in het kader van het besluit of deze regeling niet van toepassing. Die afgekapte verwijzingen of doorverwijzingen, kunnen bijvoorbeeld in het kader van het Bouwbesluit niet relevante alternatieven of overbodig geachte specificaties betreffen. In het tweede lid is per 21 mei 2009 (Stcrt. 2009, 91) de verwijzing naar NEN 2000 vervallen, mede omdat de sinds 2005 opgenomen bijlage I de in het kader van de bouwregelgeving geldende versie van de aangestuurde eerstelijns normen bepaalt. Verwijzingsketens binnen normen moeten, mede in relatie tot de drastische beperking van regeldruk, voor de technische bouwregelgeving zo veel mogelijk worden beperkt. Voortaan zijn alleen de eerstelijns normen, alle vermeld in bijlage I, van toepassing. Daarom is de tekst van het tweede lid nu zo geredigeerd dat bij doorverwijzing vanuit een in bijlage I aangestuurde norm voor de bouwregelgeving uitsluitend een doorverwijzing naar een andere in bijlage I aangestuurde norm of onderdeel daarvan van toepassing is. Uitzondering op deze doorverwijzing zijn de NEN-normen voor elektriciteit, gas en water en de in het Besluit omgevingsvergunning (Bor) aangewezen NEN-normen. Deze vallen niet onder de zogenoemde bouwnormen en zijn voor wat betreft inhoud en structuur niet afgestemd op de publieke verwijzing vanuit de bouwregelgeving. Een dergelijke afbakening als geregeld was tot 21 mei 2009 ontbreekt nog voor de in afdeling 1.3 van deze regeling voorgeschreven voorzieningen voor elektriciteit, noodstroom, gas en water met uitzondering van de (bouwnorm) NEN 2768. Voor de in het Bor genoemde normen is evenmin een afbakening van normketens en specificaties gegeven. Voor die gevallen geldt ook na 21 mei 2009 het algemene uitgangspunt dat van geval tot geval moet worden bekeken of een doorverwijzing relevant is.

Het derde lid van artikel 1.2 biedt de mogelijkheid om voor het bepalen van het 'materiaalgedrag bij brand' naar keuze gebruik te maken van ofwel de bestaande Nederlandse normbladen, ofwel het nieuwe Europese normblad NEN-EN 13501-1, waarbij de in het Bouwbesluit 2003 opgenomen brand- en rookklassen worden omgezet volgens tabel 1.1. Wanneer voor een bouwproduct nog geen Europees normblad of technische goedkeuring is vastgesteld en de CE-markering dus nog niet operationeel is, biedt dit voorschrift de fabrikanten de mogelijkheid om vrijwillig de Euroklassen toe te passen. Indien zij hiervoor kiezen, zijn zij daarmee niet langer verplicht om de in het Bouwbesluit 2003 aangestuurde Nederlandse brand- en rookklassen na te leven. Gemeenten moeten de toepassing van de Europese brand- en rookklassen aanvaarden.

Tabel 1.1 van deze regeling geeft aan op welke wijze de Nederlandse brand- en rookklassen, voorgeschreven in de paragrafen 2.11.1, 2.12.1 en 2.15.1 van het Bouwbesluit 2003, moeten worden omgezet naar de Euroklassen. In het Europese systeem bestaan twee brandklassen die kunnen worden vertaald als de Nederlandse 'onbrandbaarheidklasse' van NEN 6064, namelijk klasse A1 en A1(fl). Deze laatste klasse betreft de onbrandbaarheid van de bovenzijde van een vloer, hellingbaan of trap. Bij de omzetting worden, gelet op het uitgangspunt het huidige veiligheidsniveau te blijven hanteren, voor materialen nabij stookplaatsen, rookkanalen, de binnenkant van schachten en luchtkanalen deze zwaarste Europese klassen aangehouden.

Voor het materiaalgedrag bij brand van constructie-onderdelen die zijn toegepast rondom of in een ruimte waardoor een rookvrije of een van brand en rook gevrijwaarde vluchtroute voert, is in het Bouwbesluit 2003 een relatie gelegd tussen de klasse van brandvoortplanting en de rookproductie. Omdat het Europese systeem materialen op een andere manier beoordeelt, moeten deze twee in Nederland onderscheiden situaties beide door dezelfde Euroklasse worden vervangen.

De Europese bepalingsmethode voor de brandvoortplanting van de bovenzijde van een vloer, hellingbaan of trap en de brandklassen zijn bijna gelijk aan de Nederlandse (NEN 1775). De 'laagste' Europese brandklasse (E(fl) kan echter niet worden gekoppeld aan een rookklasse en is derhalve niet aangewezen. Als gevolg hiervan is gekozen voor brandklasse D(fl) en de iets zwaardere brandklasse C(fl). Voor de brandvoortplanting van de overige constructie-onderdelen verschillen zowel de Europese bepalingsmethoden als brandklassen aanzienlijk van de Nederlandse brandklassen (NEN 6065). Omdat de laagste Europese brandklasse (E) hier evenmin gekoppeld kan worden aan een Europese rookklasse, wordt deze klasse ook niet aangewezen. Ter vervanging van de laagste Nederlandse brandklasse (4) is daarom gekozen voor de Europese brandklasse D.

Voor de Nederlandse bepaling van de rookproductie (de rookklasse) worden in NEN 6066 in totaal vier niveaus onderscheiden, waarvan het laagste niveau 'geen eis' is. De Europese rookklassen voor de bovenzijde van een vloer, hellingbaan of trap sluiten niet goed aan bij deze Nederlandse indeling. De Europese indeling is namelijk in twee niveaus, het laagste niveau 'geen eis' en rookklasse s1(fl). Gekozen is daarom voor rookklasse s1(fl), die goed te combineren is met de brandklassen C(fl) en D(fl).

Voor de rookproductie van de overige constructie-onderdelen is gekozen voor één Europese rookklasse (s2), die ook goed te combineren is met de aangewezen brandklassen. Deze enkele rookklasse zal een beperkte wijziging van het veiligheidsniveau tot gevolg kunnen hebben. Artikel 2.126 van het Bouwbesluit 2003 dat nu nog drie Nederlandse rookklassen voorschrijft, zal dus bij voltooiing van de implementatie aangepast moeten worden, omdat dan alleen de rookklassen s2 en s1(fl) aangewezen worden.

De tabel is per 1 september 2005 op verzoek van de bouwpraktijk op onderdelen aangepast, om ook bij de toepassing van Euroklassen, de in Nederland reeds lang geaccepteerde bouwmateriaalcombinaties te kunnen blijven gebruiken. Het gaat daarbij met name om de toepassing van materialen bij de onderste 2,5 m van de gevel (buitenoppervlak). Verder is sedertdien voor een ruimte waardoor een niet-besloten, rookvrije vluchtroute voert qua brandklasse Euroklasse C in plaats van Euroklasse B voorgeschreven en Euroklasse B in plaats van Euroklasse A2. Ook maakt de tabel duidelijk dat voor een niet-besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert noch een Nederlandse noch een Europese rookklasse is voorgeschreven.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties