Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 5.5 Verlichting

§ 5.5.1Nieuwbouw

Artikel 5.8

In dit artikel is vastgelegd hoe een wegtunnel aan de functionele eis van artikel 2.56, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 kan voldoen. Met andere woorden, wanneer heeft een wegtunnel een verlichtingsinstallatie die zodanig is dat de tunnel veilig kan worden verlaten, sociaal veilig en bruikbaar is? Dit is het geval wanneer aan de in artikel 5.8 van deze regeling genoemde artikelen is voldaan.

Artikel 5.9

Elke vloer, trap en hellingbaan moet volgens het eerste lid zodanig verlicht zijn dat dat niet alleen voldoende is voor wegvoertuigen, maar ook voor passagiers en andere personen die zich bij een incident in veiligheid moeten kunnen stellen.

Dit artikel moet in samenhang met artikel 5.57 worden gelezen. Daaruit volgt dat de overgang tussen de verlichting buiten, en de verlichting in de wegtunnelbuis zodanig moet zijn dat de weggebruikers niet kunnen worden verblind. Het vraagt per slot van rekening enige tijd voordat ogen zich aan een veranderde lichtintensiteit hebben aangepast. Dat voorschrift is in het belang van de verkeersveiligheid.

Artikel 5.10

In Artikel 5.10 wordt een nadere invulling gegeven aan artikel 2.59, derde lid, van het Bouwbesluit 2003. Deze nadere invulling is dat er bij tunnels in elke ruimte noodverlichting moet zijn.

De nood- en reguliere verlichting kunnen tezamen worden beschouwd als de in Artikel 5.9 bedoelde ‘verlichtingsinstallatie’. Het is dus niet noodzakelijk dat de noodverlichting via de armaturen voor reguliere verlichting wordt gewaarborgd. In het in artikel 5.8 van deze regeling aangestuurde artikel 2.60 van het Bouwbesluit 2003 is geregeld dat de noodverlichting gedurende 60 minuten een lichtsterkte van ten minste 1 lux moet geven.

§ 5.5.2Bestaande bouw

Zie de toelichting op § 5.5.1, Nieuwbouw.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties