1.
De inrichting van een ruimte is zodanig dat:
-
a.
voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m²vloeroppervlakte beschikbaar is;
-
b.
voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m²vloeroppervlakte beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang;
-
c.
voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 m²vloeroppervlakte beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang.
Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt uitgegaan van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek van de oppervlakte van de inventaris.