§ 5.4.1 Nieuwbouw
Artikel 5.6
In artikel 5.6 van deze regeling is voor wegtunnels bepaald aan welke voorschriften moet zijn voldaan om aan de functionele eis van artikel 2.46, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 te voldoen.
In dit artikel is vastgelegd hoe een wegtunnel aan de functionele eis van artikel 2.46, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 kan voldoen. Met andere woorden, wanneer heeft een wegtunnel een veilige voorziening voor elektriciteit? Dit is het geval wanneer aan de in Artikel 5.6 van deze regeling genoemde artikelen is voldaan.
De in artikel 2.47 van het Bouwbesluit 2003 bedoelde noodstroomvoorziening moet bij een wegtunnel de stroomvoorziening gedurende ten minste 60 minuten waarborgen voor alle niet direct in de brandhaard gelegen veiligheidsvoorzieningen. Bij een normaal brandverloop is dit ondermeer het geval indien de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag vanuit de wegtunnelbuis naar de noodstroomvoorzienings niet lager is dan 60 minuten. In een wegtunnelbuis kan echter, bijvoorbeeld vanwege het transport van brandgevaarlijke stoffen, sprake zijn van een brandverloop waarin deze bepalingsmethode (NEN 6068) niet voorziet. In dat geval zal op andere wijze moeten worden aangetoond dat het functiebehoud ten minste 60 minuten bedraagt. Naast de hiervoor beschreven noodstroomvoorziening is er ook noodstroom nodig voor de bij evacuatie voorgeschreven essentiële veiligheidsvoorzieningen. Deze laatste noodstroomvoorziening is voorgeschreven op basis van het Besluit aanvullende regels veiligheid wegtunnels. Deze noodstroomvoorziening wordt in het kader van de bouwregelgeving niet aangemerkt als bouwkundige voorziening maar als gebruiksvoorziening. In de praktijk kan derhalve sprake zijn van één noodstroominstallatie waarvan de omvang en prestaties bepaald worden door twee stukken regelgeving.