Artikel 5.17
Met de in artikel 5.17 genoemde afvoervoorziening is het totale stelsel waarop de roosters e.d. zijn aangesloten bedoeld. Aan de capaciteit van de afzonderlijke roosters en de afvoerbuizen e.d. zijn overeenkomstig de tunnelrichtlijn (bijlage I onderdeel 2.6.1) geen concrete prestatie-eisen gesteld.
Bij een calamiteit waarbij een lekkage van gevaarlijke vloeistoffen optreedt, is het nodig, om het verspreiden of ontstaan van brand of verspreiding van giftige vloeistoffen te voorkomen, dat deze vloeistoffen snel en veilig kunnen worden afgevoerd. Dit zal in de praktijk onder meer betekenen dat een afvoerbuis in het systeem een diameter heeft van ten minste 0,2 m en dat door middel van verval of een pompsysteem een voldoend snelle afvoer naar een reservoir (middenkelder) mogelijk is. De minimale streefwaarde voor de nuttige berging van een middenkelder is 30 m³. De minimale streefwaarde voor de nuttige berging van bluswater in een zogenoemde hoofdkelder is 240 m³.
Meer hierover is opgenomen in de Veiligheids Richtlijn deel C (VRC), uitgave van Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Steunpunt Tunnelveiligheid, januari 2004.