§ 5.6.1 Nieuwbouw
Artikel 5.14
In dit artikel is vastgelegd hoe een wegtunnel aan de functionele eis van artikel 2.103, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 kan voldoen. Met andere woorden, wanneer is een wegtunnel zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt? Dit is het geval wanneer aan de in artikel 5.14 van deze regeling genoemde artikelen is voldaan.
Artikel 5.15
In aanvulling op artikel 2.104, eerste en derde lid, van het Bouwbesluit 2003 is geregeld dat zowel een besloten als een niet besloten gedeelte van een wegtunnel in een brandcompartiment ligt. Een wegtunnelbuis staat per slot van rekening aan twee zijden in open verbinding met de buitenlucht.
Artikel 5.16
Aan artikel 2.105, achtste lid, van het Bouwbesluit 2003 wordt voor wegtunnels voldaan wanneer elke wegtunnelbuis brandwerend is gescheiden van een andere wegtunnelbuis. Andere ruimten, zoals een technische ruimte of hulppost kunnen, voor zover deze niet in een andere wegtunnelbuis liggen, wel in hetzelfde brandcompartiment liggen. Op deze wijze is niet uitgesloten dat in hetzelfde brandcompartiment als de tunnelbuis ook andere ruimten liggen. Een andere wegtunnelbuis moet dus altijd in een ander brandcompartiment liggen.
Artikel 5.17
Met de in artikel 5.17 genoemde afvoervoorziening is het totale stelsel waarop de roosters e.d. zijn aangesloten bedoeld. Aan de capaciteit van de afzonderlijke roosters en de afvoerbuizen e.d. zijn overeenkomstig de tunnelrichtlijn (bijlage I onderdeel 2.6.1) geen concrete prestatie-eisen gesteld.
Bij een calamiteit waarbij een lekkage van gevaarlijke vloeistoffen optreedt, is het nodig, om het verspreiden of ontstaan van brand of verspreiding van giftige vloeistoffen te voorkomen, dat deze vloeistoffen snel en veilig kunnen worden afgevoerd. Dit zal in de praktijk onder meer betekenen dat een afvoerbuis in het systeem een diameter heeft van ten minste 0,2 m en dat door middel van verval of een pompsysteem een voldoend snelle afvoer naar een reservoir (middenkelder) mogelijk is. De minimale streefwaarde voor de nuttige berging van een middenkelder is 30 m³. De minimale streefwaarde voor de nuttige berging van bluswater in een zogenoemde hoofdkelder is 240 m³.
Meer hierover is opgenomen in de Veiligheids Richtlijn deel C (VRC), uitgave van Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Steunpunt Tunnelveiligheid, januari 2004.