Artikel 4.59
1.
Een woonfunctie gelegen in een woongebouw, heeft een gemeenschappelijke opslagruimte voor het plaatsen van containers voor huishoudelijk afval. Dit geldt niet indien de woonfunctie beschikt over een rechtstreeks vanaf het aansluitende terrein bereikbare bergruimte en de afmetingen van de bergruimte, de loopafstand en het hoogteverschil tussen een toegang van de woonfunctie en een toegang van die bergruimte geen beletsel vormen voor het gescheiden kunnen opslaan van huishoudelijk afval.
2.
Een gemeenschappelijke opslagruimte als bedoeld in het eerste lid, heeft een vloeroppervlakte van ten minste 0,75 % van de totale gebruiksoppervlakte van de op die opslagruimte aangewezen woonfuncties, met een minimum van 1,6 m². De vloeroppervlakte heeft een breedte van ten minste 0,8 m en een hoogte boven de vloer van ten minste 2,1 m.