5.2. Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie
Het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie is voor advies voorgelegd aan de Raad voor de Volkshuisvesting (Ravo). Voorts is dit besluit voor commentaar voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
De Ravo stelde voor om voor woningen en woongebouwen naast de in het Bouwbesluit, zoals dat voor de wijziging luidde, geldende voorschriften met betrekking tot de energiezuinigheid HR-glas en een HR-combiketel (al dan niet met waakvlam) te eisen. Een en ander gekoppeld aan het introduceren van een grenswaarde aan de energieprestatiecoëfficiënt voor die situaties, waarbij de standaardtoepassingen geen oplossing kunnen bieden. Hij bepleitte voor de niet tot bewoning bestemde gebouwen een gelijksoortige systematiek. Daarenboven bepleitte de Ravo een goede en uitgebreide voorlichting, de benutting van de EPN voor het introduceren van een energie-etiket, een afstemming op Europese normalisatie-ontwikkelingen en een evaluatie van het innovatieve aspect van de EPN. Deze evaluatie zou al kort na de invoering van de EPN moeten plaatsvinden. Daarnaast was de Ravo van mening dat de resultaten van de kosten-batenstudies die in het kader van de invoering van het onderhavige wijziging van het Bouwbesluit zijn uitgevoerd, onder de aandacht van betrokkenen dienen te worden gebracht. Voor woongebouwen dient aldus de Ravo een niet knellende grenswaarde te worden vastgesteld. Tot slot wees de Ravo op het huurprijsverhogend effect in relatie tot de huurgrenzen. Ook werd nog gewezen op andersoortige maatregelen, zoals heffingen en het stellen van eisen aan toestellen, welke maatregelen ook effect sorteren voor de bestaande gebouwenvoorraad.
De VNG onderschrijft de doelstelling van de invoering van de energieprestatienormering, doch was van mening dat invoering beter gelijktijdig met het van kracht worden van fase 2 van het Bouwbesluit, waarvan de invoering is voorzien voor oktober 1996, kan plaatsvinden. Die tweede fase voorziet immers in aanvulling van het vigerend Bouwbesluit met prestatie-eisen voor een negental te onderscheiden niet tot bewoning bestemde gebouwen. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de in artikel 5 van de Woningwet gegeven opdracht om het Bouwbesluit in overeenstemming te brengen met bij of krachtens andere algemene maatregelen van bestuur gegeven voorschriften. Bovendien worden in het kader van die fase de resultaten van de aan de Tweede Kamer der Staten Generaal toegezegde evaluatie meegenomen, aldus de VNG.
Verder wees de VNG nog op de consequenties van een ophanden zijnde Europese norm. Voorts pleitte de VNG voor een uitgebreid en langdurig implementatietraject voor de bouwpraktijk, waaronder begrepen de gemeenten die bouwplannen zullen moeten beoordelen aan de hand van de energieprestatienormen.
Aan het voorstel van de Ravo om voor woningen en woongebouwen een standaardpakket aan maatregelen voor te schrijven dat leidt tot het voldoen aan de voorgeschreven energieprestatiecoëfficiënt, heb ik geen gevolg gegeven. Een dergelijke handelswijze staat haaks op de aan het Bouwbesluit ten grondslag liggende gedachte dat de bouwpraktijk meer vrijheid moet hebben. Dit laat evenwel onverlet dat het door de Ravo voorgestelde pakket aan maatregelen kan leiden tot het voldoen aan de voorgeschreven energieprestatiecoëfficiënt. De ontwerper/opdrachtgever heeft aan de hand van de verschillende in de normbladen neergelegde energiebesparingsopties veel meer mogelijkheden om aan de voorgeschreven energieprestatiecoëfficiënt te voldoen dan wanneer een standaardpakket wordt voorgeschreven. Daar komt nog bij dat, gelet op de grote diversiteit in de niet tot bewoning bestemde gebouwen, een standaardpakket niet kan worden gegeven.
Wat de aanpassing op de Europese ontwikkelingen betreft, past de opmerking dat het Europa zonder grenzen is ingegeven vanuit de doelstelling tot vrij handelsverkeer van producten en diensten en niet zozeer vanuit uniformering van bouwvoorschriften in de verschillende Lidstaten van de Europese Unie. Daarbij speelt mede een rol dat het in voorbereiding zijnde Europese normblad niet als Europese geharmoniseerd normblad zal worden aangemerkt en dientengevolge implementatie in de wet- en regelgeving niet verplicht is. Daar komt nog bij dat de europese ontwikkelingen er op duiden dat dat normblad niet zonder meer geschikt is voor toepassing in het kader van een aanvraag om bouwvergunning, maar veeleer is geschreven vanuit de idee om mede op basis van niet bouwkundige kenmerken, zoals het feitelijk gebruik van een gebouw, te komen tot een voorspelling van het energiegebruik.
Voorts is aangedrongen op een goede voorlichting en opleiding van de gehele bouwkolom voordat het wijzigingsbesluit van kracht wordt. In dit verband wordt opgemerkt dat tussen plaatsing van het wijzigingsbesluit in het Staatsblad en de feitelijke inwerkingtreding daarvan, aandacht is gegeven aan het opleiden van specifieke doelgroepen, zoals de gemeenteambtenaren die zijn belast met het toezicht op het bouwen en wonen, de leden van de verschillende brancheverenigingen (BNA, ONRI, VNI, UNETO e.d.) en de gebruikers (opdrachtgevers, beleggers, uitvoerend bouwbedrijven e.d.) van de normbladen NEN 5128 en NEN 2916 en de bijbehorende, door het NNI uitgebrachte nederlandse praktijkrichtlijnen. Met de voorlichting over de energieprestatienormen, waarnaar het wijzigingsbesluit verwijst, is het Nederlands Normalisatie-instituut, mede op aandringen van de Ministeries van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de bouwpraktijk, al in het begin van 1995 gestart. Verder is voorzien in een opleidingstraject dat, zodra het wijzigingsbesluit in het Staatsblad was gepubliceerd, van start is gegaan. Voorts zijn nog enige hulpmiddelen voor de bouwpraktijk ontwikkeld, zoals een specifiek op de energieprestatie geënte brochure, die is uitgebracht door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en enkele Novem publicaties, zoals een handleiding voor de praktijk en een variantenboek, waarin enige alternatieve uitvoeringsmogelijkheden met de daaruit voortvloeiende energieprestatiecoëfficiënten, zijn beschreven. Ook het mede door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer ontwikkelde geautomatiseerde Bouwbesluit Consultatiesysteem (BCS) is aan het onderhavige besluit aangepast ten behoeve van de gebruikers van dat systeem.