IV. Handhaving, werkdruk bestuurlijk en justitieel apparaat en rechtsbescherming
15. | Geef aan op welke wijze de regeling wordt gehandhaafd en welke problemen bij de handhaving zijn te verwachten. Welke sancties worden op overtreding ervan gesteld?
De handhaving van de bouwvoorschriften berust op grond van de Woningwet primair bij de gemeenten. Het toezicht op de naleving van de nieuwbouwvoorschriften vindt plaats door de toetsing van bouwplannen in het kader van de bouwvergunningverlening en door toezicht op de bouwplaats. Bij uitoefening van dit toezicht kan gebruik worden gemaakt van de in artikel 100 van de Woningwet vervatte bevoegdheid voor de toezichthoudende ambtenaren om de bouwwerkzaamheden zo nodig stil te leggen. Voor de bestaande bouw bevat de wet de instrumenten van de aanschrijving tot het treffen van voorzieningen, de aanschrijving tot het aanbrengen van verbeteringen en de onbewoonbaarverklaring. Door middel van bestuursdwang kan, indien nodig, naleving van de voorschriften worden afgedwongen. Van de structuur van de bij of krachtens het Bouwbesluit gestelde eisen mag een positief effect worden verwacht op de handhaving. Gegeven het feit dat de eisen meetbaar en controleerbaar zijn, is strijd met die eisen immers eenvoudiger te constateren en aan te tonen dan voorheen. Met de handhaving van de voorschriften, voor zover het de volkshuisvesting betreft, is voorts het Staatstoezicht op de volkshuisvesting belast. Dit bepaalt zich hierbij tot toezicht op de taakuitoefening door de gemeenten. De sancties op overtreding van de voorschriften zijn in de Woningwet geregeld. Die sancties variëren van hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, bijvoorbeeld voor het bouwen zonder of in afwijking van (de) bouwvergunning, tot hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie, bijvoorbeeld wegens het niet voldoen aan een aanschrijving. |
16. | Geef een overzicht van de vormen van rechtsbescherming die de regeling kent. De uitvoering van het Bouwbesluit vindt plaats in het kader van de besluitvorming omtrent aanvragen om bouwvergunning, aanschrijvingen tot het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen en onbewoonbaarverklaringen. De desbetreffende beslissingen zijn vatbaar voor Arob-beroep. |
17. | Geef zo nauwkeurig mogelijk aan welke gevolgen de regeling heeft voor de werklast van het met de (bestuurlijke en justitiële) handhaving en geschillenbeslechting belaste apparaat. Uit de beantwoording van de vragen 12a en 15 volgt reeds, dat er geen aanmerkelijke wijzigingen in de werklast van het met de bestuurlijke handhaving belaste apparaat worden verwacht. In de beantwoording van vraag 14 is uiteengezet, waarom er ook in het aantal (Arob-)beroepszaken geen wijzigingen van belang te verwachten zijn. Met betrekking tot strafsancties kan ten slotte worden opgemerkt, dat aan het Bouwbesluit geen redenen zijn te ontlenen, waarom in de toepassing daarvan in dit kader relevante wijzigingen zouden optreden. |