6.
Voor zover dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften verstrekt de melder bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdelen a, onder 1, en b, een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1.000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die niet kleiner is dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan 10.000 m² en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere brutovloeroppervlakte.
Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:
-
a.
schaalaanduiding;
-
b.
per bouwlaag:
-
1°.
hoogte van de vloer boven het meetniveau;
-
2°.
gebruiksoppervlakte, en
-
3°.
maximaal aantal personen;
-
-
c.
per ruimte:
-
1°.
vloeroppervlakte;
-
2°.
gebruiksbestemming;
-
3°.
bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte;
-
4°.
opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in dit besluit;
-
-
d.
met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:
-
1°.
brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;
-
2°.
vluchtroutes;
-
3°.
draairichting van deuren;
-
4°.
zelfsluitende deuren als bedoeld in dit besluit;
-
5°.
-
6°.
vluchtroute-aanduidingen;
-
7°.
noodverlichting;
-
8°.
oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 6.5;
-
9°.
brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;
-
10°.
brandslanghaspels;
-
11°.
mobiele brandblusapparaten;
-
12°.
droge blusleidingen;
-
13°.
brandweeringang;
-
14°.
sleutelkluis of -buis, en
-
15°.
brandweerlift, en
-
-
e.
gegevens en bescheiden over de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties.
De aanduidingen zijn conform NEN 1413 voor zover deze norm daarin voorziet.