Bouwbesluit Online 2012

Artikel 1.19. Indiening gebruiksmelding

1.

Een gebruiksmelding wordt ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag.

2.

Een gebruiksmelding langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de gebruiksmelding beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wabo. Op die melding is artikel 4.3, eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing.

3.

Een gebruiksmelding anders dan langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Indien de gebruiksmelding tegelijk met de indiening van een aanvraag om vergunning krachtens de Wabo wordt gedaan, wordt van de gebruiksmelding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden hetzelfde aantal exemplaren ingediend als op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Besluit omgevingsrecht van de aanvraag om vergunning en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend. Indien de gebruiksmelding afzonderlijk wordt gedaan, worden deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud ingediend.

4.

Bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 2, verstrekt de melder voor zover dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaardigheid voldoende aannemelijk wordt gemaakt.

5.

Bij de gebruiksmelding worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt:

  1. a.

    naam, adres en woonplaats van de melder en indien van toepassing, van de gemachtigde om te melden;

  2. b.

    adres, kadastrale aanduiding dan wel ligging van het bouwwerk en de aard en omvang daarvan.

6.

Voor zover dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften verstrekt de melder bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdelen a, onder 1, en b, een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1.000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die niet kleiner is dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan 10.000 m² en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere brutovloeroppervlakte.

Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:

  1. a.

    schaalaanduiding;

  2. b.

    per bouwlaag:

    1. 1°.

      hoogte van de vloer boven het meetniveau;

    2. 2°.

      gebruiksoppervlakte, en

    3. 3°.

      maximaal aantal personen;

  3. c.

    per ruimte:

    1. 1°.

      vloeroppervlakte;

    2. 2°.

      gebruiksbestemming;

    3. 3°.

      bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte;

    4. 4°.

      opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in dit besluit;

  4. d.

    met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:

    1. 1°.

      brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;

    2. 2°.

      vluchtroutes;

    3. 3°.

      draairichting van deuren;

    4. 4°.

      zelfsluitende deuren als bedoeld in dit besluit;

    5. 5°.

      sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 6.25 en 7.12;

    6. 6°.

      vluchtroute-aanduidingen;

    7. 7°.

      noodverlichting;

    8. 8°.

      oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 6.5;

    9. 9°.

      brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;

    10. 10°.

      brandslanghaspels;

    11. 11°.

      mobiele brandblusapparaten;

    12. 12°.

      droge blusleidingen;

    13. 13°.

      brandweeringang;

    14. 14°.

      sleutelkluis of -buis, en

    15. 15°.

      brandweerlift, en

  5. e.

    gegevens en bescheiden over de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties.

De aanduidingen zijn conform NEN 1413 voor zover deze norm daarin voorziet.

7.

Bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik van een bouwwerk wordt door de melder aangegeven voor welke periode of voor welke tijdvakken in een kalenderjaar het gebruik is beoogd.

8.

Een gebruiksmelding kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties