Afdeling 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie
Algemeen
Bij het onderwerp constructieve veiligheid werd in het Bouwbesluit 2003 verwezen naar de nationale constructienormen, ofwel de zogenoemde TGB’s (Technische grondslagen voor bouwconstructies). Inmiddels zijn op initiatief van de Europese organisatie voor normalisatie (CEN) voor dit onderwerp Europese constructienormen (Eurocodes) tot stand gekomen. Met de inwerkingtreding van dit besluit worden deze Eurocodes ofwel NEN-EN’s aangewezen. Met de invoering van de Eurocodes is een belangrijke stap gezet in de Europese marktharmonisatie voor de bouwsector. Opgemerkt wordt dat in de Eurocodes ook de randvoorwaarden zijn opgenomen voor constructieve productspecificaties ten behoeve van de CE-markering voor bouwproducten. Om een goede aansluiting op het in een specifieke lidstaat gebruikelijke veiligheidsniveau te waarborgen kunnen de lidstaten elke Eurocode van een eigen nationale annex (bijlage) voorzien. Bepaalde onderdelen, die in de NEN-EN zelf als «informatief» (adviserend) zijn aangemerkt, kunnen in de nationale bijlage «normatief» (verbindend) zijn verklaard. In de Nederlandse nationale bijlagen zijn deze voor Nederland van belang zijnde keuzes en verder noodzakelijke parameters, formules, tabellen en teksten vastgelegd. De inhoud van deze nationale bijlagen is door de TGB-normcommissie in een zogenoemde afstemmingsfase (kallibratiefase) vastgesteld. Iedere NEN-EN voor constructieve veiligheid moet dus in samenhang met de bijbehorende nationale bijlage worden gelezen. De in dit hoofdstuk gebruikte begrippen sluiten zo veel mogelijk aan op de begrippen die in de Eurocodes worden gebruikt.
§ 2.1.1Nieuwbouw
Artikel 2.1Aansturingsartikel
De functionele eis van het eerste lid, een te bouwen is voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten, maakt duidelijk dat de constructie van een bouwwerk zo moet zijn dat het bij het beoogde gebruik niet kan bezwijken. In de prestatie-voorschriften is aangegeven van welke belastingen en welke gebruiksduur (ontwerplevensduur), afhankelijk van het soort bouwwerk, moet worden uitgegaan.
Zowel artikel 2.5 a als 2.5b gelden voor alle gebruiksfuncties, tabel 2.1 is overeenkomstig aangepast (Stb. 2015, 249.).
Bij Stb. 2017, 494 is tabel 2.1 aangepast omdat via artikel 2.5c specifieke voorschriften voor drijvende bouwwerken zijn gegeven.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan deze voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan.
Artikel 2.2Fundamentele belastingscombinaties
Het doel van dit artikel is te waarborgen dat een bouwconstructie gedurende de ontwerplevensduur (duurzaam) bestand is tegen de krachten die op die bouwconstructie werken. De ontwerplevensduur, zoals beschreven in NEN-EN 1990, is de periode gedurende welke een constructie of een deel ervan te gebruiken is voor het beoogde doel, rekening houdend met het voorziene onderhoud, maar zonder dat ingrijpend herstel nodig is. De hoofdregel is dat een gebouw, zoals in NEN-EN 1990 is aangegeven, 50 jaar moet meegaan.
De fundamentele belastingcombinaties zijn combinaties van nader aangegeven gelijktijdig optredende permanente en veranderlijke belastingen. Permanente belastingen zijn bijvoorbeeld het eigen gewicht van een constructie. Voorbeelden van veranderlijke belastingen zijn belastingen door meubilair, machines en personen.
In het Bouwbesluit 2003 werd voor het berekenen van bovengenoemde fundamentele belastingcombinaties verwezen naar NEN 6702. Voor zover de op een bouwconstructie werkzame krachten niet met NEN 6702 konden worden bepaald, werd verwezen naar NEN 6700. Deze nationale norm is in het Eurocodestelsel vervangen door NEN-EN 1990 «Grondslagen van het constructief ontwerp». Deze basis-Eurocode is van toepassing op die belastingcombinaties waar in het verleden NEN 6700 en 6702 op van toepassing waren. In principe is met de invoering van de Eurocodes inclusief de bijbehorende nationale bijlagen, afdeling 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie, vergeleken met de gelijknamige afdeling uit het Bouwbesluit 2003 inhoudelijk ongewijzigd gebleven.
NEN-EN 1990 verwijst voor de verdere specificatie van de verschillende belastingsoorten door naar Eurocodereeks NEN-EN 1991 (resp. NEN-EN 1991-1-1 tot en met 1991-1-7). Bij het bepalen of een constructieonderdeel van een bouwwerk niet zal bezwijken moeten de op een bouwwerk werkzame krachten altijd worden bepaald met behulp van NEN-EN 1990 in samenhang met de relevante norm uit de belastingsserie NEN-EN 1991.
Opgemerkt wordt dat de Eurocodes ook voorzien in eisen aan de constructieve veiligheid van kassen, zodat daarvoor voortaan geen apart voorschrift meer nodig is.
Artikel 2.3Buitengewone belastingscombinaties
Het eerste lid stelt een eis aan de sterkte en stabiliteit van een bouwwerk of een gedeelte daarvan bij buitengewone belastingscombinaties. Uitgangspunt hierbij is dat een bouwconstructie die direct wordt belast zelf wel mag bezwijken zolang dit maar niet leidt tot het bezwijken van andere bouwconstructies dan bouwconstructies die in de directe nabijheid liggen. Als een constructieonderdeel bezwijkt mogen direct in de nabijheid gelegen constructieonderdelen bezwijken. Dit mag echter niet bij verderop gelegen bouwconstructies gebeuren omdat dat zou kunnen leiden tot een voortschrijdende instorting. Vergeleken met artikel 2.2 uit het Bouwbesluit 2003 is het voorschrift niet inhoudelijk gewijzigd. In de nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1 tot en met NEN-EN 1991-7 zijn de bekende buitengewone (bijzondere) belastingen opgenomen die bij de beoordeling van een ontwerp een rol spelen. Dit betreft stootbelastingen door voertuigen, treinen en schepen, belastingen door binnengasexplosies, belastingen door extreem toegenomen (grond)waterstanden, het effect van storm bij geopende ramen en deuren, en het effect van het verlies van een stabiliteitsvoorziening van een ander gebouw
In het tweede lid worden de voorschriften gegeven voor het niet bezwijken van een dak of van een vloerafscheiding als gevolg van een calamiteit (bijvoorbeeld iemand die op het dak struikelt of hard tegen een vloerafscheiding valt of geduwd wordt). Deze stootbelasting is opgenomen in de nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-1.
Artikel 2.4Bepalingsmethode
Dit artikel bevat de bepalingsmethoden waarmee kan worden nagegaan of het bouwwerk voldoet aan het gestelde in de artikelen 2.2 en 2.3.
Het eerste lid van dit artikel verwijst naar de normen waarin eigenschappen van bekende materialen zijn vastgelegd. In die normen is per bouwmateriaal beschreven hoe de op een bouwconstructie aangrijpende krachten daarin doorwerken wat betreft momenten, normaal- en dwarskrachten en spanningen. Deze doorwerking, die mede afhankelijk is van de stijfheid van de bouwconstructie, wordt respons genoemd. Voorts bevatten deze normen rekenregels waarmee kan worden bepaald welke maximale momenten, normaal- of dwarskrachten en spanningen of combinaties daarvan in de bouwconstructie kunnen worden opgenomen. Met deze rekenregels wordt de zogenoemde capaciteit van een bouwconstructie bepaald. Wanneer de aldus bepaalde respons groter is dan de capaciteit, is er sprake van het overschrijden van een uiterste grenstoestand.
De nationale normen NEN 2608 en NEN 6707 voor respectievelijk glas (e) en de bevestiging van dakbedekkingen (f) zijn gehandhaafd. Voor deze onderwerpen zijn nog geen Eurocodes voorhanden.
Het tweede lid bepaalt dat bij toepassing van andere materialen en bepalingsmethoden het niet bezwijken van een constructie moet worden bepaald met NEN-EN 1990.
Het derde lid geeft een voorschrift voor een niet in een woongebouw of logiesgebouw gelegen woning en van een logiesfunctie. In dergelijke gevallen mag rekening worden gehouden met de stabiliteitsvoorzieningen van een op een aangrenzend perceel gelegen gebruiksfunctie van dezelfde soort. Dit betekent dat bij de beoordeling van de standzekerheid van een rijtjeswoning of een geschakelde vakantiewoning rekening mag worden gehouden met bijvoorbeeld het windverband (specifieke stabiliteitsvoorziening) van een belendende woning of logiesfunctie. Bij alle andere gebruiksfuncties moet aan alle eisen die aan de stabiliteit worden gesteld, zelfstandig (binnen de grenzen van het eigen perceel) worden voldaan.
Artikel 2.5Verbouw
Artikel 2.5 geeft een voorschrift voor het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. In dergelijke gevallen zijn de artikelen 2.2 tot en met 2.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij moet worden uitgegaan van het niveau zoals aangegeven in NEN 8700. Op het geheel vernieuwen zijn de nieuwbouwvoorschriften onverkort van toepassing. Artikel 1.12 bepaalt namelijk dat tenzij anders is bepaald de nieuwbouwvoorschriften van toepassing zijn. Zie hiervoor ook het algemeen deel van toelichting.
Artikel 2.5aTijdelijke bouw
Het voorschrift over tijdelijke bouw, ingevoegd bij Stb 2015, 249, sluit aan bij de wijziging met ingang van 1 november 2014 ( Stb. 2014, 333) van artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) waar vanaf dat moment wordt uitgegaan van een maximale instandhoudingsperiode van een tijdelijk bouwwerk van 15 jaar. Voorheen was sprake van 5 jaar, waarbij de termijn voor niet woningen kon worden verlengd.
Op grond van het eerste lid zijn op een tijdelijk bouwwerk met een ontwerplevensduur van 5 jaar de artikelen 2.2 en 2.4 van overeenkomstige toepassing. Op grond van het tweede lid moet bij een tijdelijk bouwwerk met een ontwerplevensduur van 15 jaar worden uitgegaan van de artikelen 2.2 tot en met 2.4. Bij een potentieel langere levensduur van een tijdelijk bouwwerk hoort tenslotte een hoger veiligheidsniveau. Daarom is bij deze langere ontwerplevensduur ook artikel 2.3 van toepassing
Artikel 2.5bAardbevingen
Het nieuwe voorschrift over aardbevingen, ingevoegd bij Stb 2015, 249, maakt het mogelijk dat in voorkomende gevallen bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden gesteld om bij nieuwbouw en verbouw rekening te houden met de belastingen die kunnen optreden als gevolg van aardbevingen als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen. Deze voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het bepaalde in de artikelen 2.2 tot en met 2.5a. In genoemde artikelen zijn de prestatie-voorschriften en de bepalingsmethoden gegeven voor de constructieve veiligheid waarbij is verwezen naar de NEN-EN 1990-normserie. Deze voorschriften beogen dat gebouwen voldoende bestand zijn tegen belastingen en niet bezwijken. In deze normen zijn de belastingen door aardbevingen nog niet meegenomen. Met de voorliggende wijziging kunnen voortaan specifieke voorschriften voor de belastingen door aardbevingen worden opgenomen. In de Regeling Bouwbesluit 2012 zal daartoe op zo kort mogelijke termijn naar een Nederlandse praktijkrichtlijn (NPR) worden verwezen die op dit moment nog moet worden vastgesteld door NEN. Het ontwerp van deze NPR (Gaswinning Groningenveld) is reeds gepubliceerd (Kamerstukken II , 2014/2015, 33 529 nr. 96 ). Voor wat betreft de kans op bezwijken van een bouwconstructie door aardbevingen wordt in deze NPR uitgegaan van de veiligheidsfilosofie die ook in de huidige NEN-EN 1990-serie is gehanteerd. Uitgangspunt hierbij is een maximaal toelaatbaar individueel risico van 10-5. Dat wil zeggen dat de kans dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt ten gevolge van het instorten van een gebouw als gevolg van een aardbeving kleiner is dan één op de 100 duizend per jaar. De aardbevingen die in Groningen optreden zijn zogenaamde geïnduceerde aardbevingen die optreden ten gevolge van grondbewegingen in de diepe aardkorst. Over dergelijke aardbevingen en de mate waarin bouwconstructies bestand hiertegen zijn, kan nog veel kennis worden vergaard. In de NPR is uiteraard uitgegaan van de huidige kennis over deze aardbevingen maar zijn wat betreft de optredende belastingen en sterkte van de bouwconstructies de aannames conservatief. Op die manier is de verwachting dat bouwconstructies die worden ontworpen met de NPR ook in de toekomst voldoende aardbevingsbestendig zijn. Als voortschrijdende inzichten op enig moment mochten leiden tot aanpassing van de NPR, dan zal de wijziging van deze NPR uiteraard in de Regeling Bouwbesluit 2012 worden aangewezen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat in voorkomende gevallen, dus bij het bouwen of verbouwen in gebieden waar als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen een risico op aardbevingen bestaat, overeenkomstig het tweede lid van artikel 2.1 aan de functionele eis van artikel 2.1 eerste lid, wordt voldaan door toepassing van artikel 2.5b.
Artikel 2.5cDrijvende bouwwerken
Het nieuwe artikel 2.5c (Stb. 2017, 494) maakt het mogelijk om in de Regeling Bouwbesluit 2012 nadere voorschriften voor de constructieve veiligheid van drijvende bouwwerken op te nemen.
§ 2.1.2Bestaande bouw
Artikelen 2.6
Zie de toelichting op § 2.1.1, Nieuwbouw. In aanvulling daarop wordt het volgende opgemerkt. Evenals bij nieuwbouw het geval is wordt voor het beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande gebouwen voortaan gebruik gemaakt van Europese normen. Omdat de Eurocodes in beginsel gericht zijn op nieuwbouw, zijn voor bestaande bouw de afwijkingen van de Eurocodes beschreven in NEN 8700. NEN 8700 bevat de grondslagen van de beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken en is dus gebaseerd op de Eurocodes. Deze norm kan worden gezien als aanvulling voor bestaande bouw op NEN-EN 1990 met bijbehorende nationale bijlage en de daaraan verbonden andere normen in de Eurocodereeks (NEN-EN 1991-1 tot en met NEN-EN 1991-7). Vanuit deze norm wordt dan ook veelvuldig naar die normen verwezen.
De functionele eis bij bestaande bouw geeft aan dat de bouwconstructie gedurende de restlevensduur voldoende bestand moet zijn tegen de daarop werkende krachten. De hoofdregel voor nieuwbouw dat een gebouw, zoals in NEN-EN 1990 is aangegeven, 50 jaar moet meegaan is hier dus niet van toepassing. Bij bestaande bouw is de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur doorslaggevend. Uitgangspunt voor bestaande bouw is dat de bouwconstructie op het moment van beoordelen nog net voldoende veilig moet zijn. Bij beoordeling daarvan wordt uitgegaan van de in NEN 8700 beschreven (korte) restlevensduur met bijbehorende belastingscombinaties.
Artikelen 2.7
Zie de toelichting op § 2.1.1, Nieuwbouw. In aanvulling daarop wordt het volgende opgemerkt. Evenals bij nieuwbouw het geval is wordt voor het beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande gebouwen voortaan gebruik gemaakt van Europese normen. Omdat de Eurocodes in beginsel gericht zijn op nieuwbouw, zijn voor bestaande bouw de afwijkingen van de Eurocodes beschreven in NEN 8700. NEN 8700 bevat de grondslagen van de beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken en is dus gebaseerd op de Eurocodes. Deze norm kan worden gezien als aanvulling voor bestaande bouw op NEN-EN 1990 met bijbehorende nationale bijlage en de daaraan verbonden andere normen in de Eurocodereeks (NEN-EN 1991-1 tot en met NEN-EN 1991-7). Vanuit deze norm wordt dan ook veelvuldig naar die normen verwezen.
De functionele eis bij bestaande bouw geeft aan dat de bouwconstructie gedurende de restlevensduur voldoende bestand moet zijn tegen de daarop werkende krachten. De hoofdregel voor nieuwbouw dat een gebouw, zoals in NEN-EN 1990 is aangegeven, 50 jaar moet meegaan is hier dus niet van toepassing. Bij bestaande bouw is de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur doorslaggevend. Uitgangspunt voor bestaande bouw is dat de bouwconstructie op het moment van beoordelen nog net voldoende veilig moet zijn. Bij beoordeling daarvan wordt uitgegaan van de in NEN 8700 beschreven (korte) restlevensduur met bijbehorende belastingscombinaties.
Artikelen 2.8
Zie de toelichting op § 2.1.1, Nieuwbouw. In aanvulling daarop wordt het volgende opgemerkt. Evenals bij nieuwbouw het geval is wordt voor het beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande gebouwen voortaan gebruik gemaakt van Europese normen. Omdat de Eurocodes in beginsel gericht zijn op nieuwbouw, zijn voor bestaande bouw de afwijkingen van de Eurocodes beschreven in NEN 8700. NEN 8700 bevat de grondslagen van de beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken en is dus gebaseerd op de Eurocodes. Deze norm kan worden gezien als aanvulling voor bestaande bouw op NEN-EN 1990 met bijbehorende nationale bijlage en de daaraan verbonden andere normen in de Eurocodereeks (NEN-EN 1991-1 tot en met NEN-EN 1991-7). Vanuit deze norm wordt dan ook veelvuldig naar die normen verwezen.
De functionele eis bij bestaande bouw geeft aan dat de bouwconstructie gedurende de restlevensduur voldoende bestand moet zijn tegen de daarop werkende krachten. De hoofdregel voor nieuwbouw dat een gebouw, zoals in NEN-EN 1990 is aangegeven, 50 jaar moet meegaan is hier dus niet van toepassing. Bij bestaande bouw is de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur doorslaggevend. Uitgangspunt voor bestaande bouw is dat de bouwconstructie op het moment van beoordelen nog net voldoende veilig moet zijn. Bij beoordeling daarvan wordt uitgegaan van de in NEN 8700 beschreven (korte) restlevensduur met bijbehorende belastingscombinaties.