Afdeling 3.4 Geluidwering tussen ruimten, nieuwbouw
Algemeen
Deze afdeling heeft betrekking op het voorkomen van geluidoverlast tussen afzonderlijke gebruikseenheden. Uit de naam blijkt dat de afdeling zowel betrekking heeft op geluidwering tussen verschillende gebruiksfuncties als binnen de woonfunctie[Stb. 2011, 676].
De wijzigingen van artikel 3.16 (ander perceel) en artikel 3.17 (zelfde perceel) ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 (artikel 3.18 respectievelijk 3.19) vloeien voort uit de afstemming van NEN 5077 op Europese normen. In de gewijzigde NEN 5077 zijn de begrippen «isolatieindex voor luchtgeluid» en «isolatieindex voor contactgeluid» vervangen door: luchtgeluidsniveauverschil respectievelijk contactgeluidniveauverschil. Met de invoering van deze nieuwe begrippen zijn ook de berekeningsmethodiek en de grenswaarden aangepast. Deze nieuwe voorschriften leiden echter niet tot een ander niveau van eisen. De eisen zijn voortaan uitgedrukt in karakteristiek luchtgeluidniveauverschil en gewogen contactgeluidniveau terwijl deze voorheen werden uitgedrukt in karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid respectievelijk isolatie-index voor contactgeluid.
Artikel 3.15Aansturingsartikel
De functionele eis van artikel 3.15, eerste lid, is zo aangepast [Stb. 2011, 676] dat deze betrekking heeft op zowel op de bescherming tegen geluidsoverlast tussen verschillende gebruiksfuncties als op de bescherming tegen geluidsoverlast tussen de verblijfsruimten in een woning.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie[Stb. 2011, 676]. Door aan deze voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Voor de woonwagen, de lichte industriefunctie en het «bouwwerk geen gebouw zijnde» wijst de tabel van het tweede lid geen voorschriften aan.
Het derde lid bepaalt dat de functionele eis evenmin op deze gebruiksfuncties van toepassing is.
Bij Stb. 2015, 249 is tabel 3.15 aangepast omdat in artikel 3.17, achtste lid een uitzondering is opgenomen voor studentenhuisvesting.
Artikel 3.16Ander perceel
In artikel 3.16 zijn de voorschriften opgenomen voor de geluidwering tussen gebruiksfuncties op verschillende percelen. Met de voorschriften van dit artikel wordt beoogd de mogelijke hinder door de veroorzaker van het geluid (de zender) in een op een aangrenzend perceel gelegen gebruiksfunctie (de ontvanger) te beperken. Er wordt in dit artikel onderscheid gemaakt tussen luchtgeluid en contactgeluid.
Het eerste en tweede lid zijn gericht op luchtgeluid. De eisen zijn uitgedrukt in een karakteristiek lucht-geluidniveauverschil. Bij het eerste lid is de ontvangstruimte een op een ander perceel gelegen verblijfsgebied ongeacht de gebruiksfunctie. Dit voorschrift geldt dus niet bij een gebruiksfunctie zonder verblijfsgebied (lichte industriefunctie of overige gebruiksfunctie). Bij het tweede lid is de ontvangsruimte een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte van een woonfunctie, zoals een douche, een toilet of een verkeersruimte. Bij andere gebruiksfuncties (niet-woonfuncties) behoeven de niet-verblijfsgebieden dus niet beschermd te worden.
Het derde en vierde lid zijn gericht op contactgeluid. Evenals bij het luchtgeluid gelden de eisen voor contactgeluid in verblijfsgebieden voor iedere aangrenzende gebruiksfunctie, terwijl de eisen contactgeluid voor een niet in verblijfsgebied gelegen ruimte alleen bij een aangrenzende woonfunctie gelden.
Uit de tabel volgt dat artikel 3.16 niet geldt voor het veroorzaken van geluid in de woonwagen, de lichte industriefunctie en het bouwwerk geen gebouw zijnde.
Artikel 3.17Verschillende gebruiksfuncties op hetzelfde perceel
Met het opschrift van artikel 3.17 t wordt duidelijk gemaakt dat artikel 3.17 betrekking heeft op de geluidwering tussen verschillende gebruiksfuncties op hetzelfde perceel en artikel 3.17a op de geluidwering binnen dezelfde woonfunctie (woning) [Stb. 2011, 676]. Artikel 3.17 is qua opzet vergelijkbaar met artikel 3.16, maar heeft betrekking op de situatie dat de zend- en ontvangsruimte op hetzelfde perceel liggen. Het verschil is verder dat alle voorschriften uitsluitend betrekking hebben op de situatie dat de ontvangstruimte een woonfunctie is. Dus er gelden geen eisen tussen bijvoorbeeld twee winkels in een winkelcentrum maar wel tussen een winkel en een boven dat winkelcentrum gelegen woning.
Het vijfde lid bepaalt dat het eerste tot en met vierde lid niet van toepassing zijn op de geluidsoverdracht van een nevenfunctie. Dit wil zeggen dat een nevenfunctie zoals een bergruimte, een schuur, een kantoor aan huis of een garage niet geluidwerend behoeft te worden afgescheiden van de bijbehorende woning. In een dergelijk geval mag er van worden uitgegaan dat eventueel lawaai in die nevenfunctie door de bewoners zelf wordt gemaakt of beïnvloed kan worden.
Het zesde lid bepaalt dat het eerste tot en met vierde lid niet van toepassing zijn op de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke ruimte naar een aangrenzende gemeenschappelijke ruimte. Dit betekent dat de voorschriften niet gelden voor bijvoorbeeld op hetzelfde perceel gelegen gemeenschappelijke gangen (zoals corridors en galerijen), zitruimten en badruimten.
Het zevende lid geeft een uitzondering voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een gemeenschappelijk verkeersruimte, en voor de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke verkeersruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte. Het tweede en vierde lid zijn daar niet op van toepassing. Dit betekent dat een voordeur van een in een woongebouw gelegen woning niet aan de geluidseisen zoals deze uit het tweede en vierde lid volgen behoeft te voldoen. Ook met een goede voordeur blijkt het namelijk niet mogelijk gelijktijdig aan die beide leden te voldoen. Dit nieuwe voorschrift is dus een neerslag van de gangbare praktijk bij in een woongebouw gelegen woningen. De geluidwering naar een achterliggend verblijfsgebied moet uiteraard wel aan de geluidseisen voldoen.
Aan artikel 3.17 is bij Stb. 2015, 249 een achtste lid toegevoegd. Met dit nieuwe lid is bepaald dat het eerste tot en met vierde lid niet van toepassing zijn op de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke verkeersruimte naar een aangrenzende woonfunctie. Uit de aangepaste tabel 3.15 volgt dat deze uitzondering alleen geldt voor de woonfunctie voor studenten. Bij nieuw te bouwen studentenhuisvesting hoeft voortaan niet te worden voldaan aan de eisen met betrekking tot het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht (eerste en tweede lid) en het gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht (derde en vierde lid). Met deze uitzondering is het eenvoudiger geworden om studentenhuisvesting te realiseren.
Artikel 3.17aVerblijfsruimten van dezelfde woonfunctie
Artikel 3.17a heeft betrekking op de geluidwering tussen verblijfsruimten van dezelfde woning[Stb. 2011, 676]. Het gaat hierbij zowel om de luchtgeluidsisolatie (eerste lid) als om de contactgeluidsisolatie (tweede lid). Het derde lid bepaalt dat de voorschriften van het eerste en het tweede lid niet gelden indien de ruimten met elkaar in open verbinding staan, of indien de ene ruimte vanuit de andere ruimte rechtstreeks bereikbaar is. Dit betekent dat het eerste en tweede lid met name van toepassing zijn wanneer de aangrenzende verblijfsruimten slechts via een gang of een andere ruimte met elkaar verbonden zijn.
In het eerste en tweede lid van artikel 3.17a wordt gesproken van respectievelijk karakteristieke luchtgeluidniveau verschil en het gewogen contactgeluidniveau. Deze begrippen zijn in de plaats gekomen van de in het Bouwbesluit 2003 opgenomen isolatieindex voor luchtgeluid en isolatieindex voor contactgeluid. Zie ook de toelichting op afdeling 3.4 van het Bouwbesluit 2012. De in artikel 3.17a gekozen waarden zijn zodanig dat het niveau van eisen vergelijkbaar is met het niveau van eisen van artikel 3.12 van het Bouwbesluit 2003.
Een inhoudelijk verschil tussen artikel 3.12 van het Bouwbesluit 2003 en het derde lid van artikel 3.17a is dat ruimten op verschillende bouwlagen voortaan hetzelfde worden behandeld als ruimten die op dezelfde bouwlaag liggen.
Artikel 317a is bij verbouw en tijdelijke bouw van overeenkomstige toepassing [Stb. 2011, 676]. Zie ook de toelichting op de artikelen 3.18 en 3.19 van het Bouwbesluit 2012.
Artikel 3.18Verbouw
Artikel 3.18 geeft een voorschrift voor het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. In dergelijke gevallen geldt het rechtens verkregen niveau. Zie voor een toelichting op het rechtens verkregen niveau de toelichting op artikel 1.1. Op het geheel vernieuwen zijn de nieuwbouwvoorschriften onverkort van toepassing. Artikel 1.12 bepaalt namelijk dat tenzij anders is bepaald de nieuwbouwvoorschriften van toepassing zijn. Zie hiervoor de toelichting op artikel 1.12.
Artikel 3.19Tijdelijke bouw
Op een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.16 en 3.17 van overeenkomstige toepassing. Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil mag echter 10 dB lager zijn en het ten hoogste toegelaten contactgeluidniveau mag 10 dB hoger zijn. Dit betekent in beide gevallen dat het niveau van eisen bij tijdelijke bouw 10 dB lager is dan bij reguliere nieuwbouw.