Artikel 7.19 Asbestvezels en formaldehyde
De voorschriften van dit artikel hebben betrekking op het voorkomen van uit het oogpunt van gezondheid onaanvaardbaar hoge concentraties van asbestvezels en formaldehyde in voor mensen toegankelijke ruimten van bouwwerken. Wanneer de in het eerste lid (concentratie van asbestvezels) of tweede lid (concentratie van formaldehyde) genoemde grenswaarde wordt overschreden, kan het bevoegd gezag zo nodig besluiten om het gebruik van (het desbetreffende deel) van het bouwwerk te doen staken totdat maatregelen zijn genomen waarmee de concentratie wordt teruggebracht tot een onder de betreffende grenswaarde gelegen niveau. Welke maatregelen noodzakelijk zijn, zal mede kunnen afhangen van de bron(nen) van de te hoge concentratie. Dit zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.
Voorschriften over concentraties van asbestvezels en formaldehyde waren tot de inwerkingtreding van dit besluit opgenomen in de Regeling Bouwbesluit 2003. De reikwijdte van die voorschriften was beperkt tot concentraties die uit bouwmaterialen afkomstig zijn. Te hoge concentraties asbestvezels en formaldehyde in een voor mensen toegankelijke ruimte kunnen echter ook uit andere bron komen, bijvoorbeeld uit ventilatiekanalen (asbest) of materiaal dat gebruikt is voor de aankleding van de ruimte. Om die reden heeft het voorschrift van artikel 7.19 niet alleen betrekking op bouwmaterialen.
Op grond van het eerste lid mag de concentratie van asbestvezels in voor mensen toegankelijke ruimten van een bestaand bouwwerk niet groter zijn dan 100.000 vezelequivalenten per m³. Dit komt als gezondheidskundige ondergrens overeen met de voorheen op grond van de Regeling Bouwbesluit 2003 geldende eis voor de bestaande bouw en strookt met het zogenoemde maximaal toelaatbaar risico (mtr). Omdat asbest niet meer mag worden toegepast in de nieuwbouw beperkt het voorschrift zich voortaan tot bestaande bouw. De concentratie asbestvezels wordt bepaald volgens NEN 2991.
Artikel 7.19, eerste lid, over de concentratie asbestvezels in een binnenruimte is bij Stb. 2017, 494, aangepast om aan te sluiten bij de wijziging van de grenswaarden in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 2016, nr. 340). Op grond van het eerste lid mag de concentratie van asbestvezels in de lucht, in voor mensen toegankelijke ruimten van een bestaand bouwwerk niet groter zijn dan 2.000 vezels/m³. Aangenomen mag worden dat een ruimte na vrijgave op basis van de eindbeoordeling die is voorgeschreven in artikel 4.51a dan wel 4.53c van het Arbeidsomstandighedenbesluit voldoet aan de corresponderende grenswaarde voor asbestvezels in de binnenlucht uit het Bouwbesluit 2012. Daarom is het niet nodig om na een vrijgave conform de genoemde artikelen 4.51a dan wel 4.53c alsnog een beoordeling uit te voeren om te controleren of is voldaan aan de eisen uit het eerste lid. Bij werkzaamheden met asbest waarbij de concentraties asbestvezels in de lucht boven de in artikel 4.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit genoemde grenswaarden (2.000 vezels/m3) voor asbest komen, is dus een eindbeoordeling conform artikel 4.51a dan wel 4.53c van het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht.
Het tweede lid bepaalt hoe groot de concentratie formaldehyde in voor personen toegankelijke ruimten mag zijn. In het tweede lid van artikel 7.19 is als bepalingsmethode voor de concentratie formaldehyde in voor personen toegankelijke ruimten NEN-EN-ISO 16000-2 aangewezen [Stb. 2011, 676]. De norm kan worden gebruikt voor de controle op de naleving van de door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO vastgestelde waarde. Deze meetmethode omvat een korte termijn monitoring van minder dan 1 uur en gaat uit van een multicomponent meettechniek voor formaldehyde volgens hogedruk vloeistof chromatografie (HPLC = High Performance Liquid Chromatography). Tabel 7.17 is op bovenstaande aangepast.
Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden gegeven over het bepalen van de formaldehydeconcentratie in een ruimte.