Artikel 9.1 Algemeen overgangsrecht
Dit artikel bevat algemeen overgangsrecht. Hiermee wordt bereikt dat vergunningsaanvragen en meldingen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit worden afgedaan op grond van het recht zoals het gold voor de inwerkingtreding van dit besluit. Dit betekent dat dit besluit eerst van toepassing is op vergunningaanvragen en meldingen die na de inwerkingtreding van dit besluit bij het bevoegd gezag worden ingediend. Het betreft aanvragen om vergunning voor het bouwen (eerste lid), vergunning voor brandveilig gebruik (tweede lid) en omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wabo (derde lid) alsmede gebruiksmeldingen als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (vierde lid) en sloopmeldingen op grond van de gemeentelijke bouwverordening (vijfde lid).
Vergunningaanvragen en meldingen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, moeten dus voldoen aan en worden afgehandeld op grond van voorschriften zoals die luidden voor de inwerkingtreding van dit besluit. Ten aanzien van aanvragen om vergunning voor het bouwen die gefaseerd zijn ingediend, geldt dat zowel voor de aanvraag eerste fase als de aanvraag tweede fase. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag om vergunning voor het bouwen eerste fase is ingediend, geldt de overgangsregeling van het eerste lid, onderdeel a, dus ook voor de daarmee samenhangende aanvraag om vergunning voor het bouwen tweede fase die na de inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend.
Om te voorkomen dat in de gevallen als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid ondanks dat vóór de inwerkingtreding van dit besluit al een aanvraag om sloopvergunning (derde lid) respectievelijk een gebruiksmelding (vierde lid) of een sloopmelding (vijfde lid) is ingediend toch ook nog een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 respectievelijk een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 moet worden ingediend, is in het derde tot en met vijfde lid een tweede volzin opgenomen die inhoudt dat een dergelijke melding in zo’n geval achterwege kan blijven. Het gaat in deze leden zowel om vergunningaanvragen en meldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds afgehandeld zijn als om aanvragen en meldingen die op dat tijdstip ingediend maar nog niet afgehandeld zijn. Bij het vierde en vijfde lid wordt de melding behandeld als een gebruiksmelding respectievelijk sloopmelding als bedoeld in dit besluit. Bij het derde lid waar geen sprake is van een melding maar van een aanvraag om omgevingsvergunning kan de melding als bedoeld in dit besluit achterwege blijven. Voor deze relatief eenvoudige oplossing, waarbij wordt uitgegaan van de eerbiedigende werking van het oude recht, is gekozen vanuit oogpunt van regelgevingseconomie.
Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is gebleken dat er bij toepassing van artikel 9.1 (algemeen overgangsrecht) onduidelijkheid kan ontstaan over de status van de sloopvergunning (derde lid), gebruiksmelding (vierde lid), sloopmelding (vijfde lid) die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Om te bereiken dat in de gevallen als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid ondanks dat vóór de inwerkingtreding van dit besluit al een aanvraag om vergunning is ingediend respectievelijk een melding is gedaan niet ook nog een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 respectievelijk een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 moet worden ingediend, is in het derde tot en met vijfde lid de tweede volzin zo gewijzigd dat de vergunning respectievelijk de melding na inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 aangemerkt wordt als een sloopmelding of een gebruiksmelding in de zin van dit besluit [Stb. 2013. 75]. Het gaat in deze leden dus zowel om vergunningaanvragen en meldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds afgehandeld zijn als om aanvragen en meldingen die op dat tijdstip ingediend maar nog niet afgehandeld zijn. Met deze wijzigingen is dus bereikt dat aanvragen en meldingen worden afgehandeld volgens het ‘oude’ recht en daarna, inclusief de daaraan verbonden voorschriften respectievelijk nadere voorwaarden, worden aangemerkt als een sloopmelding of gebruiksmelding in de zin van dit besluit. Op de handhaving is artikel 1b van de Woningwet in samenhang met het de betreffende artikelen in het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
Verder is aan artikel 9.1 een zesde lid toegevoegd. In dit zesde lid is een algemene overgangsbepaling opgenomen. Hebben het eerste tot en met vijfde lid betrekking op overgangsrechtelijke situaties die op een gegeven moment zijn uitgewerkt, het zesde lid zal een permanente rol spelen. Dit lid bepaalt dat op een aanvraag om vergunning voor het bouwen of voor brandveilig gebruik, een gebruiksmelding of een sloopmelding, gedaan voor het tijdstip waarop enige wijziging van dit besluit in werking treedt of een bezwaar of beroep ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag of melding zal worden beslist overeenkomstig de voorschriften die golden op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is gedaan. Hiermee is voor de looptijd van het Bouwbesluit 2012 veiliggesteld dat er bij de behandeling van aanvragen en meldingen (en bezwaar en beroep op een dergelijke aanvraag of melding) altijd mag worden uitgegaan van de versie die gold op het moment dat de desbetreffende aanvraag of melding werd gedaan. De reikwijdte van dit zesde lid zal alleen moeten worden aangepast op het moment dat er een nieuw soort vergunning of melding in het Bouwbesluit 2012 wordt opgenomen.