Artikel 4.24
1.
Een verblijfsgebied heeft een vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.20.
2.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een breedte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.20.
3.
Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste lid, heeft een hoogte boven de vloer van ten minste de grenswaarde die is aangeven in tabel 4.20.
4.
In afwijking van het derde lid heeft een nevenfunctie van een celfunctie een hoogte boven de vloer van ten minste 2,5 m.