Artikel 4.21
1.
Ten minste het in tabel 4.20 aangegeven deel van de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie is verblijfsgebied.
2.
Een woonfunctie heeft een vloeroppervlakte van ten minste 24 m² aan verblijfsgebied.
3.
Een gebruiksfunctie heeft ten minste een verblijfsgebied met een vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde die is aangeven in tabel 4.20.
4.
Ten hoogste 35% van de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied als bedoeld in het eerste lid, is gemeenschappelijk verblijfsgebied, op voorwaarde dat:
-
a.
ten minste 24 m² niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied is, of
-
b.
ten minste 18 m² niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied is en ten minste een gemeenschappelijk verblijfsgebied een vloeroppervlakte heeft van ten minste 18 m².
Op het gemeenschappelijke verblijfsgebied zijn uitsluitend woonfuncties aangewezen.
5.
Het eerste lid geldt niet indien ten minste 55% van de gebruiksoppervlakte toilet-, bad-, of technische ruimte is.