Artikel 4.31
1.
Een gebruiksfunctie heeft een of meer verblijfsruimten.
2.
Een woonfunctie heeft een totale vloeroppervlakte aan verblijfsruimte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 4.30.
3.
De vloeroppervlakte aan verblijfsruimte van een woonfunctie als bedoeld in het tweede lid, mag op 10 m² na deel uitmaken van gemeenschappelijke verblijfsruimten.
4.
Een gebruiksfunctie heeft ten minste een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte en een breedte van ten minste de grenswaarde die is aangeven in tabel 4.30.