Bouwbesluit Online 2012


Artikel 1.19 Indiening gebruiksmelding

In dit artikel zijn de procedurele voorschriften voor het indienen van een gebruiksmelding opgenomen.

In het eerste lid is bepaald dat een gebruiksmelding ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk moet worden ingediend bij het bevoegd gezag.

Het tweede en derde lid hebben betrekking op de praktische inrichting van de gebruiksmelding. Hierover wordt in algemene zin opgemerkt dat het formulier voor de gebruiksmelding volledig opgaat in het formulier voor de aanvraag om omgevingsvergunning. Indien een afzonderlijke gebruiksmelding wordt ingediend, wordt alleen het gedeelte van de gebruiksmelding ingevuld. Indien de gebruiksmelding gelijktijdig met de vergunningaanvraag wordt gedaan, wordt ook dat gedeelte ingevuld. Voor deze integratie van het formulier van de gebruiksmelding in het formulier voor de vergunningaanvraag is met het oog op de toegankelijkheid voor en de dienstverlening aan de melder gekozen.

Het tweede lid heeft betrekking op de elektronische gebruiksmelding. Hier wordt verwezen naar het elektronische formulier dat beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 [Stb. 2011, 676] van de Wabo. Ook zijn artikel 4.3, eerste en tweede lid, van het Bor van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit zijn nadere procedurele voorschriften met betrekking tot een aanvraag voor een omgevingsvergunning langs elektronische weg.

Het derde lid heeft betrekking op de niet elektronische gebruiksmelding, In dat geval moet gebruik worden gemaakt van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Bor. Dit is het papieren aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning, waarin, net zoals bij het elektronische formulier, het formulier voor de gebruiksmelding is geïntegreerd.

In de tweede volzin van het derde lid is bepaald dat indien de gebruiksmelding tegelijk met de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, het aantal exemplaren dat van de gebruiksmelding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend gelijk moet zijn aan het aantal exemplaren dat op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Bor van de vergunningaanvraag en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden moet worden ingediend.

In de derde volzin is bepaald dat indien de gebruiksmelding afzonderlijk wordt gedaan, deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud worden ingediend.

In het vierde lid is aangegeven dat bij de melding van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 2, naar het oordeel van het bevoegd gezag gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt die dit aannemelijk maken.

Met dit nieuwe vijfde lid, zoals geïntroduceerd in Stb. 2013, 75, worden eisen gesteld aan de gegevens en bescheiden die aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt. Hiermee is artikel 1.19 meer in overeenstemming gebracht met artikel 1.26, dat betrekking heeft op de sloopmelding. In het zesde lid (nieuw), onderdeel d, is "en/of" om reden van wetgevingstechniek vervangen door of. Dit wijzigt de betekenis van dat onderdeel dat betrekking heeft op brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies niet.

Het zesde lid heeft betrekking op de gegevens en bescheiden die bij een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdelen a, onder 1, en b, moeten worden verstrekt. Hier moeten twee soorten tekeningen worden aangeleverd: een situatieschets van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft en een plattegrondtekening per bouwlaag van dat bouwwerk. De eisen die hier gesteld worden zijn gelijk aan die bij de aanvraag om gebruiksvergunning. Voortaan moeten na 1 maart 2013 op grond van de wijziging in Stb. 2013, 75, ook gegevens en bescheiden over de aard en plaats van de brandveiligheidsinstallaties worden aangeleverd. Bij Stb. 2014, 51 is «NEN 1414» vervangen door: NEN 1413. Hiermee is een onjuistheid gecorrigeerd. In NEN 1413 zijn de symbolen opgenomen voor veiligheidsvoorzieningen op bouwkundige tekeningen.

Het zevende lid lid schrijft voor dat de melder bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik aangeeft voor welke periode en welke tijdvakken in het kalenderjaar het gebruik is beoogd.

In het achtste lid staat dat een melding ook betrekking kan hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende (dit zijn niet per se aangrenzende) terreinen. Dit is van belang om voor bijvoorbeeld een complex winkels één melding te kunnen doen.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties