Artikel 2.27 Voorziening bij hoogteverschil
In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat hoogteverschillen die groter zijn dan 0,21 m (is tevens de maximale optrede van een trap) moeten worden overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan. Het overbruggen van grotere hoogteverschillen zonder goed begaanbare trap of hellingbaan geeft een te groot risico.
Het voorschrift geldt alleen voor hoogteverschillen tussen de met name genoemde ruimten bij alle gebruiksfuncties, dus ook voor een woonwagen en een bouwwerk geen gebouw zijnde. Het voorschrift geldt niet voor niet met name genoemde ruimten zoals kruipruimten, bergzolders en vlieringen. Als in dergelijke gevallen toch een trap of een hellingbaan wordt gemaakt, dan behoeft die niet te voldoen aan de voorschriften van de afdelingen 2.5 en 2.6.
In wegtunnels moeten, net als bij gebouwen, hoogteverschillen van meer dan 21 cm zijn overbrugd door een trap of hellingbaan. In afwijking van dit eerste lid is in het tweede lid bepaald dat op de vluchtroute in de wegtunnelbuis hoogteverschillen van 30 cm zonder trap of hellingbaan zijn toegestaan. Dit voorschrift is opgenomen om te voorkomen dat randen naast de weg uit oogpunt van verkeersveiligheid te laag moeten zijn.