Artikel 2.69 Beloopbaar vlak
De brandvoortplanting van de bovenzijde van een horizontaal vlak, met inbegrip van flauw hellende vlakken, zoals een vloer, een hellingbaan en de bovenzijde van een trap, wijkt sterk af van die van niet-horizontale vlakken. Het eerste lid geeft een voorschrift voor dergelijke vlakken die grenzen aan de binnenlucht. Daarom geldt voor dergelijke vlakken in afwijking van artikel 2.67 een rookklasse van ten minste s1fl en een in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, die afwijkt van de bij artikel 2.67 in tabel 2.66 opgenomen brandklasse. Deze specifieke brandklassen (Cfl en Dfl) zijn afgestemd op het feit dat de brandvoortplanting op een horizontaal vlak anders verloopt dan op een verticaal vlak of een vlak aan de onderzijde van een vloer of van een ander constructieonderdeel.
Het tweede lid geeft een soortgelijk voorschrift voor de brandklasse van een bovenzijde van de vloer, de trap of de hellingbaan aan de buitenlucht grenst.
In artikel 2.69 is bij Stb. 2013, 75, “een voor personen bestemde vloer” vervangen door “een vloer”. Een niet voor personen bestemde vloer kan namelijk ook vlam vatten zijn. Hierdoor zouden voor deze beloopbare delen de artikelen de artikelen 2.67 en 2.68 niet van toepassing zijn. Dit is een niet verantwoorde versoepeling ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 omdat de voorschriften in de artikelen 2.67 en 2.68 (bepalingsmethode en de brand- en rookklassen) betrekking moeten hebben op alle beloopbare vlakken. Met het schrappen van de zinsnede "voor personen bestemde" is het voorschrift weer in overeenstemming gebracht met het vergelijkbare voorschrift in het Bouwbesluit 2003 dat ook uitging van “een vloer” en niet van “voor personen bestemde vloer”.