Artikel 2.75
Zie de toelichting op paragraaf 2.9.1, Nieuwbouw. In aanvulling daarop wordt opgemerkt dat voor de bestaande bouw (de artikelen 2.75 tot en met 2.80) voor het materiaalgedrag bij brand niet wordt uitgegaan van de brand- en rookklasse als bedoeld in NEN-EN 13501-1 maar van de oude (Nederlandse) bepalingsmethoden. Hiervoor is gekozen omdat het grootste deel van de huidige bestaande voorraad is gebouwd met constructieonderdelen die overeenkomstig de Nederlandse brand- en rookklassen zijn beproefd. Deze situatie zal in de loop der tijden verschuiven naar de Euroklassen. Artikel 2.80 biedt de keuzemogelijkheid om ook bij bestaande bouw gebruik te maken van Euroklassen. Deze mogelijkheid is vooral van belang voor relatief nieuwe gebouwen.
In het eerste lid van artikel 2.78 is bij Stb. 2013, 75, "heeft de bovenzijde van voor personen bestemde vloer, een trap of een hellingbaan" vervangen door "geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht". Hiermee richt het eerste lid zich evenals artikel 2.76 uitsluitend op de aan de binnenlucht grenzende zijde.
Het tweede lid is bij die wijziging toegevoegd omdat artikel 2.78 voor de bovenzijde van een vloer, trap of hellingbaan ten onrechte geen afwijking van artikel 2.77 bevatte. Als gevolg daarvan golden voor een beloopbaar buitenoppervlak de voorschriften van artikel 2.77, wat een onbedoelde verzwaring was ten opzichte van het vergelijkbare voorschrift in het Bouwbesluit 2003.
In het eerste lid en in het derde lid (nieuw) is bovendien voor personen bestemde vloer, trap of hellingbaan vervangen door vloer, trap of hellingbaan om dit artikel ook in dit opzicht in overeenstemming met het niveau van eisen van het Bouwbesluit 2003 te brengen. Het voorschrift van het derde lid heeft voortaan niet alleen een afwijking van het eerste lid maar ook van het nieuwe tweede lid. Zie ook de toelichting op onderdeel K van Stb. 2013, 75 Tabel 2.75 is overeenkomstig bij deze wijziging aangepast. Verder is in deze tabel de aansturing van de grenswaarden van artikel 2.76, eerste lid, geschrapt voor het bouwwerk geen gebouw zijnde. Deze grenswaarden hadden geen betekenis omdat het eerste lid niet op bouwwerken geen gebouw zijnde van toepassing is. De veronderstelling is dat bij een bouwwerk, geen gebouw zijn, nimmer sprake is van “binnenlucht”. Die veronderstelling is niet helemaal juist, want een tunnel is blijkens de jurisprudentie een bouwwerk, geen gebouw zijnde, maar de tunnelbuizen zijn qua brandveiligheid niet aan te merken als “buiten”.