Artikel 3.69 Opening
Het eerste lid van artikel 3.69 geeft aan dat er in de schil geen openingen mogen zitten die breder zijn dan 0,01 m. Uitzonderingen hierop zijn afsluitbare openingen (ramen, deuren en luiken) en de uitmonding van de afvoervoorziening voor luchtverversing, de uitmonding voor een afvoervoorziening voor rook en de uitmonding van een ont- en beluchting van het binnenriool. Dit betekent dat andere openingen, zoals een toevoervoorziening voor luchtverversing of afsluitbaar moet zijn of moeten zijn voorzien van een rooster met openingen die niet breder zijn dan 10 mm. In het eerste lid zijn een tweetal tekstuele verduidelijkingen aangebracht [Stb. 2013, 75]. Het begrip "rook" is vervangen door "rookgas" en "huishoudelijk afval" respectievelijk "afvalwater" zijn vervangen door "huishoudelijk afvalwater en hemelwater".
Het tweede lid geeft een specifieke bepaling voor openingen voor een nest of een rust of verblijfplaats voor een beschermde diersoort. De Flora- en faunawet geeft aan welke diersoorten beschermd zijn. Bij Stb. 2016, 383 is de Flora- en faunawet vervangen door hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming. Een eventuele opening voor bijvoorbeeld een vogelnest of nestkast die onderdeel uit maakt van het bouwwerk is op grond van dit tweede lid niet aan afmetingseisen gebonden. Uiteraard moet bij het realiseren van een nestgelegenheid worden opgelet dat er geen ongedierte via de nestgelegenheid de spouw of de rest van het bouwwerk kan binnendringen.
Het derde lid lid bepaalt dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is op een inwendige scheidingsconstructie die een scheiding vormt met een gebruiksfunctie waarop het eerste lid niet van toepassing is. Hieruit volgt dat er in de wand tussen bijvoorbeeld een woning en een inpandige berging (overige gebruiksfunctie) geen openingen mogen zijn groter dan 10 mm.