Artikel 3.42 Capaciteit
In een gebouw kunnen zich soms situaties voordoen dat snel een zeer grote mate van luchtverversing (doorspuiing) moet kunnen plaatsvinden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het ’s ochtends luchten van een slaapkamer, het openzetten van het keukenraam na het koken van een maaltijd en het even openzetten van een raam in het klaslokaal. De normale ventilatie (zie afdeling 3.6) is niet afgestemd op deze tijdelijke verhoogde ventilatiebehoefte. Met het oog op zulke situaties is voorgeschreven dat er in de gevel of het dak van een woning, van een klaslokaal of van een woonwagen voldoende beweegbare ramen, luiken of deuren aanwezig moeten zijn. Met dien verstande dat iniedere verblijfsruimte ten minste één daadwerkelijk te openen raam aanwezig is.
In het eerste lid is een voorschrift opgenomen voor verblijfsgebieden. Ieder verblijfsgebied moet een totaal aan beweegbare ramen, deuren en luiken hebben dat groot genoeg is om de voorgeschreven spuicapaciteit van ten minste 6 dm³ per m² vloeroppervlakte van het desbetreffende verblijfsgebied te waarborgen.
Het tweede lid geeft een soortgelijk voorschrift voor verblijfsruimten, echter met een voorgeschreven spuicapaciteit van ten minste 3 dm³ per m² vloeroppervlakte van de desbetreffende verblijfsruimte. Om te voorkomen dat de spuiventilatie in een verblijfsruimte uitsluitend via een deur kan plaatsvinden, moet iedere verblijfsruimte ten minste één te openen raam hebben. Dit raam mag ook een schuifpui zijn. Een gedeelte van de spuiventilatiecapaciteit kan daarnaast via een luik of een deur plaatsvinden.
De samenhang tussen het eerste en het tweede lid maakt duidelijk dat bij de indeling van een verblijfsgebied in andere ruimten geen verblijfsruimte mag worden gerealiseerd zonder of met onvoldoende spuiventilatie. In een afzonderlijke verblijfsruimte kan met een kleinere spuicapaciteit worden volstaan dan in het verblijfsgebied. Dit moet dan wel in de rest van het verblijfsgebied (in dat verblijfsgebied gelegen andere verblijfsruimte of bijvoorbeeld een gang) worden gecompenseerd.
Het derde lid bepaalt dat bij een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang de spuicapaciteit ook mag worden gerealiseerd met de reguliere (dikwijls mechanische ventilatievoorziening) [Stb. 2011, 676].. Bij kinderopvang worden niet altijd te openen ramen toegepast van wege het risico dat de kleine kinderen uit het raam vallen.