§ 4.2.1. Nieuwbouw
Algemeen
In de nieuwe sterk vereenvoudigde opzet van de afdeling Toiletruimte is het systeem van bezettingsgraadklassen vervangen door een personenbenadering. Voor een toelichting op de personenbenadering wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting. De voorschriften van het oude artikel 4.36 (integrale toegankelijkheid van een toiletruimte) zijn voortaan onderdeel van afdeling 4.4 Bereikbaarheid en toegankelijkheid. Er worden geen eisen meer gesteld aan de afsluitbaarheid (deur) van een toiletruimte. Het spreekt voor zich dat een toiletruimte van een deur moet zijn voorzien. Deze deur is onder meer noodzakelijk om de wel in dit besluit voorgeschreven ventilatievoorziening van de toiletruimte goed te laten functioneren.
Artikel 4.8Aansturingsartikel
De functionele eis van artikel 4.8, eerste lid lid, een te bouwen bouwwerk heeft voldoende toiletruimten, is vergeleken met de oude tekst ongewijzigd.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan deze voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Voor de lichte industriefunctie, de «overige gebruiksfunctie» en het «bouwwerk geen gebouw zijnde» wijst de tabel van het tweede lid geen voorschriften aan.
Het derde lid bepaalt dat de functionele eis evenmin op deze gebruiksfuncties van toepassing is. In tabel 4.8 is de bijeenkomstfunctie bij Stb. 2013, 75, onderscheiden in een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang, voor alcoholgebruik en andere bijeenkomstfunctie. Met het opnemen van de nieuwe bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik is de opzet en indeling van de tabel op dat onderdeel in overeenstemming gebracht met de tabel voor bestaande bouw (tabel 4.13). Met deze niet inhoudelijke wijziging is de aansturing van artikel 4.10 bovendien beter leesbaar.Tabel 4.8 is bij Stb. 2017, 268 aangepast vanwege het vervallen van artikel 4.10.
Artikel 4.9Aanwezigheid
Vergeleken met het Bouwbesluit 2003 leidt artikel 4.9 tot een verlichting van de eis aan het aantal toiletruimten. Zo is het niet meer voorgeschreven dat een woning met een gebruiksoppervlakte van meer dan 125 m² een tweede toiletruimte heeft. Opgemerkt wordt dat in sommige gevallen op grond van de arbovoorschriften meer toiletten noodzakelijk kunnen zijn dan uit dit artikel voortvloeit.
Het eerste lid geeft een basisvoorschrift omtrent het aantal toiletten dat per gebruiksfunctie is vereist. In dit besluit is geen voorschrift meer opgenomen dat een toiletruimte gemeenschappelijk kan zijn. Het uitgangspunt is dat elke ruimte en voorziening, dus ook een toiletruimte, gemeenschappelijk mag zijn, tenzij het desbetreffende voorschrift dit verbiedt. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 1.4.
Het tweede lid geeft aan hoeveel woningen op een toiletruimte mogen zijn aangewezen. Hoewel het in de praktijk steeds minder voor komt biedt dit voorschrift de mogelijkheid om een toiletruimte te delen met een aantal andere woningen. Dit tweede lid is ook van toepassing bij een toiletruimte waarop naast de woonfunctie ook een andere gebruiksfunctie is aangewezen, zoals een kantoorfunctie. Die andere gebruiksfunctie moet dan wel een nevenfunctie van de woonfunctie zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een kantoortje voor iemand die thuis werkt. De gebruiker van de nevenfunctie moet dan tevens gebruiker (bewoner) van de hoofdfunctie zijn.
Het derde lid bepaalt dat er nooit meer dan dertig personen op een enkel toilet mogen zijn aangewezen. In een enkel geval zal deze personenbenadering vergeleken met de oude bezettingsgraadklasse leiden tot een verlichting van de eis. Het aantal personen waarmee gerekend moet worden is het bij de bouwaanvraag aangegeven aantal personen (zie ook artikel 1.2).
Indien op een toiletruimte niet meer dan 15 personen zijn aangewezen, bepaalt het vierde lid dat in afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met slechts een toiletruimte. Ook hier geldt dat in sommige gevallen op grond van de arbovoorschriften meer toiletten nodig kunnen zijn.
Het vijfde lid geeft een voorschrift voor het aantal logiesverblijven dat op één gezamenlijke of gemeenschappelijke toiletruimte mag zijn aangewezen.
Artikel 4.10Bereikbaarheid
Artikel 4.10 bepaalt dat een toiletruimte van een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik niet rechtstreeks toegankelijk mag zijn vanuit een verblijfsruimte. Dit geldt voor elke, dus ook voor een niet voorgeschreven, toiletruimte. Met andere woorden, in een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik is het niet toegestaan om rechtstreeks vanuit de zaal, restaurant- of caferuimte in de toiletruimte te kunnen kijken. Er moet tussen een dergelijke verblijfsruimte en de toiletruimte altijd een andere ruimte (voorportaal of een gang) zijn. Is het verblijfsgebied niet ingedeeld in afzonderlijke ruimten, dan wordt bij een beoordeling van een bouwplan aangenomen dat het gehele gebied is aangemerkt als verblijfsruimte. Met uitzondering van de eisen aan de integraal toegankelijke toiletruimte (zie afdeling 4.4 Bereikbaarheid en toegankelijkheid) zijn de overige eisen die in het Bouwbesluit 2003 aan de bereikbaarheid van toiletruimten werden gesteld vervallen.
Bij Stb. 2017, 268 is dit artikel vervallen.
Artikel 4.11Afmetingen
Dit artikel heeft alleen betrekking op voorgeschreven toiletruimten. Een extra toiletruimte, bijvoorbeeld een tweede toiletruimte in een woning onder een trap of schuin dak, behoeft niet aan deze afmetingseisen te voldoen.
Het eerste lid stelt een basiseis van ten minste 0,9 m bij 1,2 m aan de vloeroppervlakte. Deze eis geldt voortaan ook voor woonwagen. In artikel 4.11, eerste lid, werd ten onrechte verwezen naar artikel 4.8 in plaats van artikel 4.9. Dit is gecorrigeerd bij Stb. 2013, 75.
Het tweede lid geeft de maatvoering van de vloer van een integraal toegankelijke toiletruimte aan (ten minste 1,65 m bij 2,2 m). Er wordt in dit lid gesproken van «in afwijking van het eerste lid» omdat in situaties dat er slechts één toiletruimte behoeft te zijn, kan worden volstaan met alleen een integraal toegankelijke toiletruimte. Of een integraal toegankelijke toiletruimte nodig is volgt uit artikel 4.25.
Het hoogtevoorschrift van het derde lid geldt boven de gehele vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste en het tweede lid. Opgemerkt wordt dat deze in de tabel aangegeven hoogte boven de vloer overal 2,3 m is, behalve voor een woonwagen en een niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie (bijvoorbeeld een vakantiehuisje), waarbij met 2,1 m kan worden volstaan. De eventuele extra vloeroppervlakte behoeft niet aan deze hoogte-eisen te voldoen.
Het vierde lid maakt voor een toiletruimte in een cel een uitzondering op het eerste lid. Een toiletruimte in een cel is dus vrijgesteld van de afmetingseisen van het eerste lid. De toiletruimte moet echter wel functioneel zijn.
Artikel 4.12Verbouw
Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten zijn de artikelen 4.9 tot en met 4.11 van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de breedte en de vloeroppervlakte mag worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2 m. Het rechtens verkregen niveau en de hoogte van 2 m geldt bij deze afdeling dus ook voor het geheel vernieuwen van een bouwwerk. Hiermee is het mogelijk om binnen een bestaand bestemmingsplan en aansluitend op de aangrenzende bebouwing, herbouw met de oorspronkelijke afmetingen mogelijk te maken. Dit betekent dat de nieuwbouwvoorschriften van deze afdeling niet van toepassing zijn bij verbouw. Wel moet op grond van de Woningwet bij de verbouw ten minste worden voldaan aan de eisen voor bestaande bouw van deze afdeling.