Artikel 4.47
1.
Ten minste een badruimte als bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, is een integraal toegankelijke badruimte.
2.
Indien een woonfunctie gelegen in een woongebouw geen niet-gemeenschappelijke badruimte heeft, is ten minste een badruimte als bedoeld in artikel 4.46, vierde lid, een integraal toegankelijke badruimte. Dit geldt uitsluitend, indien:
-
a.
in het woongebouw een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 12,5 m boven het meetniveau, of
-
b.
het woongebouw een gebruiksoppervlakte heeft van meer dan 3 500 m², die hoger ligt dan 1,5 m boven het meetniveau.
3.
Indien de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie, vermeerderd met het totaal aan gebruiksoppervlakte van een of meer gebruiksfuncties van dezelfde soort, gelegen op hetzelfde perceel, groter is dan of gelijk aan 400 m², is het aantal integraal toegankelijke badruimten ten minste gelijk aan de getalwaarde van het aantal aanwezige badruimten gedeeld door 20, op een geheel getal naar boven afgerond.
4.
Een gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten heeft een zodanig aantal integraal toegankelijke badruimten, dat op een integraal toegankelijke badruimte niet meer dan 750 m² gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie is aangewezen, met een minimum van een integraal toegankelijke badruimte.
5.
Een integraal toegankelijke badruimte als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, kan zijn samengevoegd met een toiletruimte.