§ 1.4. CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen
Met de wijziging van de volgorde in het opschrift van paragraaf 1.4, kenbaar gemaakt in Stb. 2007, 349, wordt de CE-markering voortaan eerst genoemd en daarna de kwaliteitsverkla-ring. Hiermee wordt beter recht gedaan aan het belang van de CE-markering. Ook is bij die wijziging de volgorde van de artikelen 1.6 en 1.7 omgedraaid. In artikel 1.6 zijn voorschriften over de CE-markering opgenomen en in artikel 1.7 voorschriften over de (erkende) kwaliteitsverklaring.
Artikel 1.6.
In het eerste lid van artikel 1.6 is bepaald dat wanneer er een verklaring wordt gevraagd omtrent de kwaliteit van een bouwproduct dat voldoet aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten dit alleen een CE-markering mag zijn. Dit betekent dat voor producten waarvoor een CE-markering is vastgesteld, geen kwaliteitsverklaring voor de eisen waarop die CE-markering betrekking heeft is toegestaan. Deze verbodsbepaling past echter niet in een private markt waarin partijen een vrijwillig stelsel van kwaliteitsverklaringen zijn overeengekomen die met betrekking tot aanvullende kwaliteitsaspecten, verdergaande kwaliteitscontrole en verwerking van het product tot onderdeel van een bouwwerk aanvullend zijn op de CE-markering. Deze verklaringen dus daarmee niet strijdig met de CE-markering, maar complementair en nodig vanuit een marktbehoefte. Om de kwaliteit van het gebouwde te bevorderen is dit private stelsel in het leven geroepen en wordt het in stand gehouden. In het private stelsel wordt gebruik gemaakt van de conformiteitsverklaring die onderdeel uitmaakt van de CE-markering, geheel in lijn met de bedoeling van de richtlijn bouwproducten.
In het tweede lid is bepaald dat een bouwproduct met CE-markering, dat is toegepast overeenkomstig de CE-markering voldoende bewijs oplevert dat aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften is voldaan. Deze bepaling staat echter op gespannen voet met de inhoud van de CE-markering. De CE-markering handelt over producteigenschappen van bouwproducten. De voorschriften van het Bouwbesluit handelen over eigenschappen van een bouwwerk. Enkele uitzonderingen daargelaten leveren eigenschappen van een bouwproduct op zich niet het bewijs dat daarmee zonder meer aan een of meer eigenschappen van het bouwwerk is voldaan. Een bouwwerk bestaat uit een samenstel van bouwproducten. De wetgever gaat het om de eigenschappen van dit samenstel, ingebouwd in een bouwwerk. Over die eigenschappen gaat de CE-markering niet.
In het derde lid is een bepaling opgenomen omtrent de betekenis van de verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten. Met het derde lid blijft de vrije verhandelbaarheid van producten die ingevolge de richtlijn bouwproducten geen CE-markering behoeven te dragen, omdat zij slechts van geringe betekenis zijn voor de volksgezondheid en veiligheid, gewaarborgd. Dergelijke producten zullen door de Europese Commissie op een lijst worden geplaatst, welke lijst eveneens in Nederland kenbaar zal worden gemaakt door of namens de minister van de Wonen, Werken en Inkomen.
Artikel 1.7.
In artikel 1.7 zijn de uitgangspunten die gelden bij de toepassing van een (erkende) kwaliteitsverklaring opgenomen. Onder een erekende kwaliteitsverklaring wordt verstaan een kwaliteitsverklaring die is afgegeven op basis van een door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw. De uitgangspunten van dit stelsel op vrijwillige basis zijn opgenomen in de artikelen 1.17 tot en met 1.19 van de Regeling Bouwbesluit 2003. Wanneer een dergelijke kwaliteitsverklaring is afgegeven voor een bouwproduct, of bouw-proces en dat product, of dat proces is toegepast overeenkomstig de kwaliteitsverklaring dan levert dit voldoende bewijs op dat aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 ter zake gegeven voorschriften is voldaan.
Artikel 1.8.
In dit artikel is bepaald dat bouwproducten die geen CE markering mogen dragen, omdat zij niet voldoen aan de Europese technische specificaties, terwijl ze daar blijkens publicatie in de Staatscourant wel aan moeten voldoen, of waarop na de wettelijke verplichting die wordt afgekondigd in de Staatscourant, de CE-markering niet dragen, niet in de handel mogen worden gebracht. Dit verbod vloeit voort uit artikel 2 van de richtlijn bouwproducten, waarin is voorgeschreven dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om er voor te zorgen dat de in die richtlijn bedoelde voor de bouw bestemde producten alleen dan in de handel kunnen worden gebracht, wanneer zij voor het beoogde doel geschikt zijn. Uitzondering op dit verbod vormen, zo is in het tweede lid bepaald, bouwproducten die vallen onder de artikelen 4, vijfde lid, en 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten, de zogeheten “minor products”. Uit het derde lid volgt dat overtreding van het verbod een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (Stb. 1950, K 258) is.
Strafsanctie
Overtreding van een krachtens art. 120 van de Woningwet gegeven voorschrift is aangemerkt als een strafbaar feit. Afhankelijk van welk voorschrift wordt overtreden geldt de strafsanctie. Een hechtenis van zes maanden of geldboete van de derde categorie (maximaal € 4.500, ; art. 23, lid 4, Wetboek van strafrecht) geldt, voor zover het om bouwvergunningplichtige bouwwerken gaat (art. 108). Gaat het om vergunningsvrije bouwwerken dan bedraagt de strafmaat ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie (maximaal € 2.250, ; art. 107). Gemeenten zullen er op moeten toezien dat producten met CE-markering worden toegepast zodra de CE-markering wettelijk verplicht is. Gaat het om het overtreden van het verbod tot het in de handel brengen van bouwproducten die niet zijn voorzien van de CE markering of van de voorschriften met betrekking tot het gebruik van de CE markering, dan is dat een strafbaar feit in de zin van de Wet op de economische delicten, waarvoor de krachtens die wet geldende sanctie staat. Hierop ziet de Economische Controledienst toe in samenwerking met de VROM-inspectie.
Artikel 1.9.
In het eerste lid is, om misleiding te voorkomen, overeenkomstig artikel 15 van de richtlijn bouwproducten, bepaald dat geen met de CE markering gelijkende markering mag worden gebezigd. Aan de hand van deze verbodsbepaling kan tegen onjuist gebruik worden opgetreden door bijvoorbeeld het verdere gebruik te verbieden en de reeds in de handel gebrachte bouwproducten uit de handel te (laten) nemen. Op grond van artikel 110, tweede lid, van de Woningwet moet de overtreding van een voorschrift, wil die overtreding strafbaar zijn, zijn aangemerkt als een strafbaar feit. In het tweede lid is bepaald dat overtreding van dit verbod een economisch delict is. Het gaat dan om een strafbaar feit in de zin van de Wet op de economische delicten (Stb. 1950, K 258), waarvoor de krachtens die wet geldende sanctie staat. Hierop ziet de Economische Controledienst toe in samenwerking met de VROM-inspectie.
Artikel 1.10.
Dit artikel biedt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de mogelijkheid om bij ministeriële regeling snel en doeltreffend in te spelen op bijvoorbeeld ontwikkelingen met betrekking tot de toepassing van de richtlijn bouwproducten; ontwikkelingen, die thans bijvoorbeeld nog niet zijn te voorzien of waarvan het resultaat nog niet is te overzien. Wat dit laatste betreft, valt te denken aan de discussie die nog in de Commissie gaande is over de positie van bouwproducten met een lokaal toepassingsgebied en over een mogelijke nadere regeling aangaande de CE-markering.