Artikel 2.84 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
Een brandcompartiment kan pas als brandcompartiment functioneren als aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment (in de praktijk ook afgekort tot wbdbo) is voldaan. Brandoverslag betekent in dit verband de uitbreiding van brand via de buitenlucht, terwijl met «branddoorslag» wordt bedoeld de branduitbreiding door een constructieonderdeel heen. De wbdbo wordt uitgedrukt in minuten.
Het eerste lid stelt een basiseis van 60 minuten wbdbo. Deze eis geldt van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment. Ook geldt deze eis van een brandcompartiment naar een drietal specifieke maar niet in een brandcompartiment gelegen ruimten. Het gaat dan om een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, een liftschacht van een brandweerlift en een niet besloten veiligheidsvluchtroute. Uit dit voorschrift volgt dat bij een veiligheidsvluchtroute een wbdbo van 60 minuten geldt, ongeacht of deze vluchtroute door een besloten of een niet besloten ruimte voert. Een veiligheidsvluchtroute is per slot van rekening een bijzondere vorm van een extra beschermde vluchtroute (zie artikel 1.1). Daarbij moet worden opgemerkt dat een galerij van een flatgebouw in de regel geen veiligheidsvluchtroute is doch een extra beschermde vluchtroute.
Het tweede lid geeft een uitzondering op het eerste lid voor de wbdbo tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert. Dit voorschrift heeft alleen betrekking op de andere woonfunctie (dus niet van een woonwagen). Dit betekent dat er tussen een woning en een besloten verkeersruimte (corridor of gang in een woongebouw) kan worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten. Het derde lid geldt ook alleen voor woningen. In afwijking van het eerste lid kan daar worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten. Voorwaarden hierbij zijn dat de permanente vuurbelasting van het brandcompartiment (over het algemeen de woning) niet groter is dan 500 MJ/m² en dat in het woongebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau (zie artikel 1.1). Hieraan wordt in ieder geval voldaan bij woningen die bestaan uit materialen die niet of nauwelijks kunnen branden, zoals steen of beton. Het vierde lid geeft een afwijking van het eerste lid voor bijna alle gebruiksfuncties met uitzondering van een woonfunctie, een celfunctie en een gezondheidszorggebouw met bedgebied. Er kan worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten als de in het eerste lid bedoelde ruimten op hetzelfde perceel liggen en als het gebouw geen vloeren heeft die hoger liggen dan 5 m boven het meetniveau. Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan. Het vijfde lid geeft aan dat de in het vierde lid bedoelde reductie naar 30 minuten niet van toepassing is bij een brandcompartiment van een industriefunctie als de gebruiksoppervlakte van dat compartiment groter is dan 1000 m². Bij dergelijke grote brandcompartimenten geldt dus 60 minuten. In artikel 2.84 is bij Stb. 2014, 51 na het vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd, waarmee voor stallen is bepaald dat het vierde lid niet van toepassing is. Het zevende lid. De uitzonderingen van het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert. Bij een dergelijke ruimte geldt altijd een wbdbo van ten minste 60 minuten. Het achtste lid beoogt de bouwende partij niet onevenredig zwaar te belasten door de eventuele slechte kwaliteit van de belending. Daarom moet bij het bouwen ter beperking van het gevaar van brandoverslag altijd rekening worden gehouden met een spiegelsymmetrisch, maar verder identiek gebouw op een naburig perceel. Voor dit denkbeeldige, identieke gebouw moet men uitgaan van een identieke gevel die op dezelfde afstand van de perceelsgrens ligt als de gevel van het te bouwen gebouw Hiermee wordt het mogelijk een omgevingsvergunning aan te vragen zonder dat bekend is wat op het belendende perceel zal worden gerealiseerd. Overigens moet ook wanneer er aan de andere kant van de perceelsgrens al een gebouw staat, ongeacht de kwaliteit van dat gebouw, worden uitgegaan van een spiegelsymmetrisch aan het eigen te bouwen gebouw identiek gebouw. Voor het geval op het belendende perceel geen bouwbestemming rust en ook niet is bestemd voor een speeltuin, kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of de opslag van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen, kan de spiegeling plaatsvinden als ware het perceel gelegen aan openbaar groen. Hierbij kan zo nodig een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3 worden gedaan, ter beoordeling van het bevoegd gezag. Ook in het negende lid, dat betrekking heeft op de wbdbo bij een woonwagen, wordt uitgegaan van de spiegelsymmetrie. Bij de bepaling van de wbdbo tussen woonwagens wordt niet uitgegaan van de werkelijke afstand tussen woonwagens maar van een theoretische afstand van 5 m. Dit maakt het mogelijk de wbdbo van een woonwagen te bepalen zonder dat de uiteindelijke standplaats bekend is. Dit wil dus niet zeggen dat de woonwagens daadwerkelijk op deze afstand moeten worden geplaatst. De uiteindelijke plaatsing wordt bepaald op basis van het bestemmingsplan, waarbij rekening moet worden gehouden met het gestelde in artikel 2.83, tweede lid, van dit besluit. Nu het eerste lid van artikel 2.84 niet meer voor woonwagens is aangestuurd volgt uit het nieuwe tiende lid, ingevoegd bij Stb. 2014, 51, een brandwerendheid van 30 minuten tussen twee compartimenten van vier woonwagens (als bedoeld in het tweede lid van artikel 2.83). Het vaststellen of aan deze 30 minuten is voldaan, is niet eenvoudig omdat hierbij niet alleen moet worden uitgegaan van de brandwerendheid van een afzonderlijke woonwagen, maar van het geheel van de vier geclusterde woonwagens. Daarom biedt dit tiende lid ook de mogelijkheid om te volstaan met een afstand van 5 meter tussen de twee clusters van woonwagens. Deze afstand zal in het algemeen overeenstemmen met een brandwerendheid van 30 minuten. Een brandwerendheid van 30 minuten kan overigens ook worden aangetoond door het plaatsen van een afzonderlijke brandwerende muur tussen twee compartimenten. Met het nieuwe elfde lid, ingevoegd bij Stb 2014, 51, is geregeld dat bij de lichte industriefunctie voor het bedrijfsmatig houden van dieren geen eis geldt voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een brandcom-partiment en een kleine technische ruimte. De bescherming van een technische ruimte tegen brand in een ander brandcompartiment is namelijk niet beoogd. Het omgekeerde, bescherming tegen brand in een technische ruimte, is wel beoogd. Het daartoe strekkende voorschrift is opgenomen in het elfde lid van artikel 2.83.