Bouwbesluit Online 2012


Artikel 4.31 Aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen

Artikel 4.31 stelt eisen aan de maatvoering van de buitenberging. In het verleden toen de buitenberging ook verplicht was, was de oppervlaktemaat gerelateerd aan de gebruiksoppervlakte van de woning, waardoor bij grote woningen een onnodig grote bergruimte werd vereist. Nu is gekozen voor een minimale oppervlaktemaat per woning, voldoende voor het ten minste kunnen bergen van enkele fietsen en wat andere objecten.

Het eerste lid geeft aan dat een woonfunctie als nevenfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte moet hebben met een vloeroppervlakte van ten minste 5 m² bij een breedte van ten minste 1,8 m en een hoogte boven de vloer van ten minste 2,3 m. Met nevenfunctie is bedoeld dat de bergruimte geen onderdeel is van de woonfunctie, maar een ten dienste van de woning staande «overige gebruiksfunctie». Dit is van belang omdat aan de bergruimte als overige gebruiksfunctie, minder strenge eisen worden gesteld dan aan een als woonfunctie aangemerkte bergruimte. De bergruimte mag inpandig zijn, maar dat hoeft niet. Niet-gemeenschappelijk en afsluitbaar geeft aan dat iedere woning een eigen afzonderlijke bergruimte moet hebben die met een deur afsluitbaar is. Met de in dit lid opgenomen afmetingen wordt een effectieve ruimte voor een of meer fietsen gegarandeerd, ondanks het feit dat de deur naar binnen open mag gaan. Het is mogelijk te kiezen tussen een lange smalle(meer spullen) of een compacte brede (meer fietsen) bergruimte. Opgemerkt wordt dat de hoogte-eis alleen geldt voor het de voorgeschreven minimummaat. Met andere woorden, bij een grotere bergruimte of schuur behoeft voor de extra oppervlakte niet aan de hoogte-eis te worden voldaan.

Het tweede lid geeft een uitzondering op de regel dat elke woning een eigen bergruimte moet hebben. Een bergruimte mag gemeenschappelijk zijn als de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van de woonfunctie niet meer dan 40 m² bedraagt en er een gemeenschappelijke bergruimte is met een vloeroppervlakte van 1,5 m² per op die bergruimte aangewezen woning. Hiermee kan bij bijvoorbeeld studentenflats worden volstaan met een gemeenschappelijke fietsenberging. Opgemerkt wordt dat dit besluit geen eisen stelt aan de inventaris van de ruimte. Dus er mogen ook meerlaagse fietsenrekken worden gebruikt, waarmee de 1,5 m² zelfs ruim voldoende moet zijn. Of een gemeenschappelijke bergruimte (artikel 4.31, tweede lid) mogelijk is wordt bepaald aan de hand van de gebruiksoppervlakte in plaats van de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied [Stb. 2011, 676]. Voordeel van het hanteren van de gebruiksoppervlakte is dat die eenduidig te bepalen is (NEN 2580). Een gebruiksoppervlakte van 50 m2 komt in de praktijk overeen met een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van 40 m2

Het derde lid eist dat een bergruimte vanaf de openbare weg al dan niet via de eigen tuin of via een bergingsgang of via een gemeenschappelijke verkeersruimte kan worden bereikt, zonder door een woning te moeten. Een bergruimte op zolder of bijvoorbeeld op de tweede verdieping van een portiekflat zonder lift zal niet aan deze eis kunnen voldoen. Wel zal aan de eis zijn voldaan wanneer de bergruimte bijvoorbeeld bereikbaar is via een niet te lange trap die is voorzien van een fietsgootje.

Op grond van het nieuwe vierde lid van artikel 4.31 en het nieuwe derde lid van artikel 4.35, ingevoegd bij Stb. 2014, 51, is het niet meer nodig een buitenberging respectievelijk een buitenruimte te realiseren bij een nieuw te bouwen woonfunctie waarin door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers opvang aan asielzoekers wordt geboden. Dergelijke opvang moet alleen voldoen aan de normen zoals bedoeld in richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asiel-zoekers in de lidstaten (PbEG 2003, L31). Een buitenberging en een buitenruimte zijn in deze richtlijn niet voorgeschreven.

Bij Stb. 2015,… is dit voorschrift geschrapt en opgelost in de functionele eis van artikel 4.30. . In het nieuwe vierde lid dat daarvoor in de plaats is gekomen is nu bepaald dat de eerste drie leden van 4.31 niet gelden voor een woonfunctie voor studenten en een woonfunctie voor zorg.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties