Artikel 6.18 Gebouwaansluiting
In het eerste en tweede lid zijn technische eisen ten aanzien van ligging van de gebouwaansluiting van een afvoervoorziening opgenomen.
Het derde lid bevatten technische eisen aan de gebouwaansluiting. Op verzoek van de praktijk wordt het begrip 'gebouwaansluiting' gebruikt in plaats van 'buitenriolering' omdat dat beter aansluit op de bedoeling van het voorschrift [Stb. 2011, 676].
De eerste drie leden gelden ongeacht de vraag of het bouwwerk aangesloten is op een openbare voorziening voor het beheer van afvalwater.
Het vierde lid van artikel 6.18 is bij Stb. 2015, 249, vervallen. Dit is gedaan omdat de eisen waaraan een terreinleiding moet voldoen al staan in het derde lid. Het stellen van specifieke producteisen is in principe niet nodig. Hierbij komt dat veel van de bedoelde producten vallen onder geharmoniseerde Europese productnorm zodat leveranciers van dergelijke producten sowieso verplicht zijn om deze met CE-markering te leveren.
Het vijfde lid (vierde lid na Stb. 2015, 249), is alleen van toepassing indien er een openbare voorziening voor de afvoer van afvalwater (huishoudelijk afvalwater of hemelwater) aanwezig is waarop kan worden aangesloten. Onderdeel a heeft betrekking op het geval dat er voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater een openbaar vuilwaterriool of systeem als bedoeld in artikel 10.33, tweede lid, van de Wet milieubeheer aanwezig is. Onderdeel b heeft betrekking op het geval dat er een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar vuilwaterriool aanwezig is. In die gevallen bepaalt het bevoegd gezag op welke plaats, op welke hoogte en met welke middellijn de voor de aansluiting van de afvoervoorziening noodzakelijke huisaansluiting bij de gevel van het bouwwerk dan wel de grens van het erf of terrein wordt aangelegd. Op grond van onderdeel c kan het bevoegd gezag voorzieningen eisen om het functioneren van de afvoervoorzieningen, naburige aansluitingen en de openbare voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater te waarborgen. Of er openbare voorzieningen voor de afvoer van afvalwater aanwezig zijn volgt uit de hierboven bij het onderdeel Algemeen genoemde zorgplicht. Die overheidszorgplicht is zowel bij huishoudelijk afvalwater als bij hemelwater niet absoluut. Wanneer de aanleg van voorzieningen voor huishoudelijk afvalwater in het buitengebied niet doelmatig is, moeten burgers en bedrijven zelf in de afvoer of zuivering van huishoudelijk afvalwater voorzien. De zorgplicht voor hemelwater gaat er van uit dat gemeenten ook in stedelijk gebied niet hoeven in te zamelen indien burgers en bedrijven zelf in afvoer van hemelwater kunnen voorzien. Waar wel wordt ingezameld kan de gemeente bij de invulling van haar zorgplicht kiezen tussen de gemengde of afzonderlijke inzameling.
In artikel 6.18 is bij Stb. 2013, 75, een aantal wijzigingen in de gebruikte terminologie aangebracht. Het kopje "gebouwaansluiting" is bijvoorbeeld vervangen door terreinleiding. Met deze wijzigingen zijn de in artikel 6.18 gebruikte begrippen hetzelfde als die in NEN 3215. Deze wijzigingen, die verder geen inhoudelijke betekenis hebben, zijn op expliciet verzoek van de bouwpraktijk aangebracht, om de toegankelijkheid van het voorschrift verder te vergroten en de aansluiting aan NEN 3215 zuiver te houden.