Artikel 7.9 Veilig gebruik verbrandingstoestel
In dit artikel staan de voorwaarden waaraan bij het gebruik van een verbrandingstoestel moet zijn voldaan.
Onderdeel a van het eerste lid bepaalt dat tijdens het gebruik van een verbrandingstoestel de openingen in de voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht of de afvoer van rookgas niet afgesloten mogen zijn. Hiermee worden een brandgevaarlijke situatie en koolmonoxidevergiftiging als gevolg van een slechte toevoer van verbrandingslucht of onvoldoende afvoer van rookgassen voorkomen. In artikel 3.49 staat dat er een ruimte met een opstelplaats voor een verbrandingstoestel voorzieningen moet hebben voor de toevoer van verbrandingslucht of de afvoer van rookgas. Onderdeel b bepaalt dat een verbrandingstoestel niet mag worden gebruikt als de capaciteit van de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht of de voorziening voor de afvoer van rook gas onvoldoende is om het toestel goed te kunnen laten functioneren. Ook de capaciteit van eventueel aangebrachte aansluitingen tussen deze voorzieningen en het verbrandingstoestel moet voldoende zijn. Zie voor de capaciteit ook afdeling 3.8. Onderdeel c bepaalt dat de opstelling met inbegrip van de aansluitleiding tussen het toestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas brandveilig moet zijn. In het tweede lid van dit artikel staat wanneer daar in ieder geval aan is voldaan. Onderdeel d eist dat een schoorsteen of afvoerkanaal doeltreffend moet zijn gereinigd. Dit is voor een stooktoestel in het algemeen het geval indien de schoorsteen afhankelijk van het gebruik eenmaal per jaar wordt geveegd. Onderdeel e regelt dat het verbrandingstoestel met een rookgasafvoeropening met aansluitmogelijkheid op een schoorsteen, op een correcte wijze op het schoorsteenkanaal moet zijn aangesloten. Een ondeugdelijke aansluiting zou onder meer kunnen leiden tot lekkage van rookgas of brandgevaar. Uit artikel 2.64 volgt dat een rookgasafvoer brandveilig moet zijn. Een bestaande rookgasafvoer die niet aan deze criteria voldoet moet direct worden hersteld en mag voorafgaande aan het herstel niet worden gebruikt.
Naast de specifieke in dit artikel opgenomen voorschriften geldt uiteraard artikel 1.16 (Zorgplicht) waar in het eerste lid, onder c, is bepaald dat gebruik zodanig moet zijn dat er geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
In het tweede lid is bepaald dat er in ieder geval sprake is van een brandveilige opstelling wanneer voldaan is aan NEN 3028.