Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 5.1. Thermische isolatie, nieuwbouw

Artikel 5.1.

Het eerste lid geeft de functionele eis met betrekking tot de thermische isolatie van te bouwen bouwwerken.

De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:

1.artikel 5.2 bepaalt hoe groot het warmte-isolerend vermogen van scheidingsconstructies minimaal moet zijn (algemeen);  
2.artikel 5.3 bepaalt hoe groot het warmte-isolerend vermogen van ramen, deuren en dergelijke minimaal moet zijn (deur, raam, kozijn);  
3.artikel 5.4 geeft aan vanaf welke waarde van de isolatie-index een woonwagen niet aan de eisen voor de uitwendige scheidingsconstructie hoeft te voldoen (thermische-isolatie-index);  
4.artikel 5.5 houdt in hoe groot het gedeelte van de scheidingsconstructies mag zijn dat niet aan de warmte-isolatie-eisen hoeft te voldoen (vrijgesteld);  
5.artikel 5.6 geeft aan tot welk niveau burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen (verbouw), en  
6.artikel 5.7 geeft voor niet-permanente bouw aan welke voorschriften daarvoor gelden (tijdelijke bouw).

Voor de ‘niet-verwarmde logiesfunctie’, ‘overige gebruiksfunctie’ en ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid bepaalt dat de functionele eis op deze gebruiksfuncties niet van toepassing is.

Artikel 5.2.

Het doel van dit artikel is bereiken dat de gevel, het dak en de begane-grondvloer van een gebruiksfunctie zodanig worden geïsoleerd, dat warmte niet naar buiten kan weglekken. In beginsel voldoet een gebouw dat een geïsoleerde buitenschil heeft, inclusief de begane grondvloer, aan het voorschrift.

Krachtens het eerste lid moet de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte een Rc-waarde van ten minste 2,5 m².K/W hebben.

Een dergelijke eis geldt op grond van het tweede lid ook voor de begane-grondvloer van die ruimten boven een kruipruimte.

Het derde lid houdt in dat dezelfde eis geldt voor een binnenwand tussen een verblijfsgebied, toilet- of badruimte en een onverwarmde serre of garage. Grenst het verblijfsgebied aan een deel van het gebouw dat wordt verwarmd voor andere doeleinden dan het verblijven van mensen, zoals een verwarmde broeikas, dan geldt de prestatie-eis evenzo.

Het is echter niet de bedoeling dat de eis geldt tussen een woonkamer en een onverwarmde gang, ook als dat de gang van de naastgelegen woning is. Het is niet de bedoeling dat de eis van toepassing is op een woningscheidende wand.

Bij het bepalen of de binnenwand voldoet aan de eis, mag rekening worden gehouden met de positieve effecten van de aansluitende ruimte, voorzover deze als aansluitend constructiedeel is aan te merken. Dit vloeit voort uit de bepaling van het begrip “inwendige scheidingsconstructie”, die onder meer inhoudt dat aansluitende constructiedelen worden geacht deel uit te maken van de inwendige scheidingsconstructie, voorzover deze van invloed zijn op het voldoen aan de eis.

Het vierde lid heeft betrekking op een woonwagen. Gelet op het feit dat een woonwagen geen vloer heeft die grenst aan een kruipruimte, maar een vloer die grenst aan de buitenlucht, kan volstaan worden met een eis aan de uitwendige scheidingsconstructie. Om de bouwwijze van woonwagens niet te beïnvloeden is volstaan met een warmteweerstand van ten minste 2 m².K/W.

Uit het vijfde lid volgt dat de eisen aan de warmte-isolatie van gevel, dak en begane-grondvloer alleen gelden voor gebruiksfuncties die voor het gebruik door mensen worden verwarmd. Op grond van dit voorschrift kan bij bepaalde industriefuncties worden afgezien van thermische isolatie.

Artikel 5.3.

De warmteweerstand van ramen en deuren schiet in het algemeen tekort om te voldoen aan de in artikel 5.2 gestelde eis. Dit geldt ook voor in kozijnen opgenomen borstweringen (panelen). Op grond van het eerste lid mag daarom voor dit soort constructie-onderdelen worden volstaan met een lagere isolatiewaarde. Praktisch gezien betekent dit voor ramen en deuren met beglazing, dat deze moeten zijn voorzien van thermisch isolerend dubbel glas. Verder kunnen op grond van dit voorschrift binnen de gangbare afmetingen van kozijnstijlen borstweringen worden verwezenlijkt die niet voldoen aan de eis van artikel 5.2.

Het tweede lid bevat een maximum voor het aandeel van de hier bedoelde constructie-onderdelen in de uitwendige scheidingsconstructie van een woonwagen. De bedoeling van deze “vangnet-eis” is te voorkomen dat er voor een te groot deel van de woonwagen wordt volstaan met een lagere isolatiewaarde en als gevolg daarvan het warmteverlies onnodig groot wordt. Omdat er voor woonwagens geen energieprestatie-eis geldt (zie afdeling 5.3), wordt niet op andere wijze voorzien in het terugdringen van grote vlakken met relatief weinig thermische isolatie.

Artikel 5.4.

Dit artikel bepaalt dat de warmte-isolatie-eisen voor de buitenwand van een woonwagen niet gelden, indien de thermische-isolatie-index, zoals die wordt bepaald volgens NEN 1068, ten minste 8 is. Het doel hiervan is een grotere vrijheid te scheppen voor het ontwerpen van een woonwagen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de beperking van het warmte-verlies. Dit voorschrift maakt het bijvoorbeeld mogelijk meer glas toe te passen dan artikel 5.3, tweede lid, toestaat. De isolatie-waarde van dat glas en van de overige delen van de uitwendige scheidingsconstructie moet dan uiteraard wel toereikend zijn om te voldoen aan de verlangde thermische-isolatie-index.

Artikel 5.5.

Uit praktisch oogpunt is het noodzakelijk dat gedeelten van de uitwendige scheidingsconstructie niet hoeven te zijn geïsoleerd. Er moet immers gelegenheid zijn om voorzieningen aan te brengen, zoals bijvoorbeeld een ventilatierooster. Daarom bepaalt dit artikel dat van de scheidingsconstructie, waaronder begrepen de binnenwanden als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, een gedeelte ter grootte van 2% van de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie niet aan de isolatie-eisen hoeft te voldoen.

In het tweede lid heeft de gebruiksoppervlakte geen betrekking op de woonfunctie, maar op de woonwagen sec, zoals deze af fabriek wordt geleverd.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties