Bouwbesluit Online 2012


§ 1.5 Gebruiksmelding

Algemeen

Deze paragraaf bevat voorschriften over de gebruiksmelding. De hoofdstukken 2, 6 en 7 waarborgen in principe een voldoende mate van brandveiligheid. In een beperkt aantal gevallen is gekozen voor een preventieve beoordeling door het voorschrijven van een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. In een (eveneens beperkt) aantal andere gevallen, waarbij er sprake is van een relatief hoge voorgenomen bezetting van een bouwwerk, is het gebruik van dat bouwwerk meldingplichtig. Met de melding wordt het bevoegd gezag ten minste vier weken van tevoren over dit voorgenomen gebruik van een bouwwerk geïnformeerd. Na deze melding kan het bevoegd gezag op basis van eigen prioriteitstelling besluiten om hetzij voor aanvang van het gebruik, hetzij tijdens het gebruik, hetzij helemaal niet te gaan controleren of het (voorgenomen) gebruik daadwerkelijk aan de voorschriften van dit besluit voldoet. De gebruiksmelding is zaakgebonden. Bij een nieuwe gebruiker die de oude wijze van gebruik voortzet, is geen nieuwe melding nodig. De geldigheidsduur van een gebruiksmelding is in beginsel onbeperkt. Bij een voorgenomen wijziging van het gebruik zal de gebruiker moeten beoordelen of het gebruik dan nog steeds meldingplichtig is en zo nodig een nieuwe melding moeten doen.

Aangezien de gemeente bij het afhandelen van een melding geen dienst jegens de melder verricht, is de melder voor het doen van een melding geen leges verschuldigd.

Artikel 1.18Gebruiksmeldingplicht

In het eerste lid van dit artikel is bepaald in welke gevallen het verboden is om zonder of een afwijking van een gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken. Een gebruiksmelding is nodig indien:

a.bij een in hoofdstuk 6 of 7 gegeven voorschrift een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, wordt gedaan;
b.meer dan 50 personen tegelijk in een bouwwerk aanwezig zullen zijn, of
c.het gaat om kamergewijze verhuur.

Aan artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 2, is bij Stb 2014, 51 toegevoegd dat het gaat om eisen uit het oogpunt van brandveiligheid. Deze toevoeging is nodig omdat in hoofdstuk 6 en 7 ook eisen zijn opgenomen voor aspecten die geen betrekking op brandveiligheid. Zonder deze toevoeging zou de gebruiksmeldingplicht ook gelden bij een gelijkwaardige oplossing voor andere eisen dan brandveiligheidseisen. Dit is niet de bedoeling omdat de gebruiksmelding alleen bedoeld is voor het brandveilig gebruik van een bouwwerk.

In het tweede lid is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is in de gevallen dat een gebruiksvergunning is vereist. Op die manier is geregeld dat wanneer een bepaald gebruik zowel onder de meldingplicht als onder de vergunningplicht zou vallen, de gebruiksvergunning voorgaat. Een voorbeeld van een dergelijk geval is een verpleeghuis met 60 bedden. Het gebruik als verpleeghuis is op grond van artikel 2.2, eerste lid, van het Bor gebruiksvergunningplichtig omdat er nachtverblijf aan meer dan 10 personen wordt geboden. De omstandigheid dat er in het verpleeghuis meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn, betekent niet dat er ook nog een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 van dit besluit zou moeten worden gedaan.

Het derde lid bepaalt dat artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1, niet van toepassing is op één- of meergezinswoningen en evenmin op wegtunnels [Stb. 2011, 676]. Hiermee is het bijvoorbeeld mogelijk thuis een feest te geven zonder dit te moeten melden.

Het vierde lid stelt zeker dat bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, met als gevolg dat de bij de melding verstrekte gegevens niet meer juist zijn, opnieuw een melding moet plaatsvinden.

Het vijfde lid bepaalt dat bij de toepassing van artikel 1.18 onder bouwwerk mede wordt verstaan: gedeelten van een bouwwerk die zijn bestemd (ontworpen of aangepast) om afzonderlijk te worden gebruikt. Dit lid maakt het mogelijk dat verschillende gebruikers van een bouwwerk een afzonderlijke op hun specifieke situatie afgestemde melding kunnen doen. Deze bijzondere uitleg van het begrip «bouwwerk» is uitsluitend van toepassing op artikel 1.18 en dus niet op andere artikelen van dit besluit.

Artikel 1.19Indiening gebruiksmelding

In dit artikel zijn de procedurele voorschriften voor het indienen van een gebruiksmelding opgenomen.

In het eerste lid is bepaald dat een gebruiksmelding ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk moet worden ingediend bij het bevoegd gezag.

Het tweede en derde lid hebben betrekking op de praktische inrichting van de gebruiksmelding. Hierover wordt in algemene zin opgemerkt dat het formulier voor de gebruiksmelding volledig opgaat in het formulier voor de aanvraag om omgevingsvergunning. Indien een afzonderlijke gebruiksmelding wordt ingediend, wordt alleen het gedeelte van de gebruiksmelding ingevuld. Indien de gebruiksmelding gelijktijdig met de vergunningaanvraag wordt gedaan, wordt ook dat gedeelte ingevuld. Voor deze integratie van het formulier van de gebruiksmelding in het formulier voor de vergunningaanvraag is met het oog op de toegankelijkheid voor en de dienstverlening aan de melder gekozen.

Het tweede lid heeft betrekking op de elektronische gebruiksmelding. Hier wordt verwezen naar het elektronische formulier dat beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 [Stb. 2011, 676] van de Wabo. Ook zijn artikel 4.3, eerste en tweede lid, van het Bor van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit zijn nadere procedurele voorschriften met betrekking tot een aanvraag voor een omgevingsvergunning langs elektronische weg.

Het derde lid heeft betrekking op de niet elektronische gebruiksmelding, In dat geval moet gebruik worden gemaakt van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Bor. Dit is het papieren aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning, waarin, net zoals bij het elektronische formulier, het formulier voor de gebruiksmelding is geïntegreerd.

In de tweede volzin van het derde lid is bepaald dat indien de gebruiksmelding tegelijk met de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, het aantal exemplaren dat van de gebruiksmelding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend gelijk moet zijn aan het aantal exemplaren dat op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Bor van de vergunningaanvraag en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden moet worden ingediend.

In de derde volzin is bepaald dat indien de gebruiksmelding afzonderlijk wordt gedaan, deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud worden ingediend.

In het vierde lid is aangegeven dat bij de melding van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 2, naar het oordeel van het bevoegd gezag gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt die dit aannemelijk maken.

Met dit nieuwe vijfde lid, zoals geïntroduceerd in Stb. 2013, 75, worden eisen gesteld aan de gegevens en bescheiden die aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt. Hiermee is artikel 1.19 meer in overeenstemming gebracht met artikel 1.26, dat betrekking heeft op de sloopmelding. In het zesde lid (nieuw), onderdeel d, is "en/of" om reden van wetgevingstechniek vervangen door of. Dit wijzigt de betekenis van dat onderdeel dat betrekking heeft op brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies niet.

Het zesde lid heeft betrekking op de gegevens en bescheiden die bij een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdelen a, onder 1, en b, moeten worden verstrekt. Hier moeten twee soorten tekeningen worden aangeleverd: een situatieschets van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft en een plattegrondtekening per bouwlaag van dat bouwwerk. De eisen die hier gesteld worden zijn gelijk aan die bij de aanvraag om gebruiksvergunning. Voortaan moeten na 1 maart 2013 op grond van de wijziging in Stb. 2013, 75, ook gegevens en bescheiden over de aard en plaats van de brandveiligheidsinstallaties worden aangeleverd. Bij Stb. 2014, 51 is «NEN 1414» vervangen door: NEN 1413. Hiermee is een onjuistheid gecorrigeerd. In NEN 1413 zijn de symbolen opgenomen voor veiligheidsvoorzieningen op bouwkundige tekeningen.

Het zevende lid lid schrijft voor dat de melder bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik aangeeft voor welke periode en welke tijdvakken in het kalenderjaar het gebruik is beoogd.

In het achtste lid staat dat een melding ook betrekking kan hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende (dit zijn niet per se aangrenzende) terreinen. Dit is van belang om voor bijvoorbeeld een complex winkels één melding te kunnen doen.

Artikel 1.20Afhandeling gebruiksmelding

In dit artikel is bepaald dat de melder een ontvangstbevestiging van het bevoegd gezag krijgt. Overigens zijn op de afhandeling van een melding de algemene uitgangspunten van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met andere woorden als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stelt het bevoegd gezag de melder in de gelegenheid om de gegevens binnen een redelijke door hem gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 1.21Nadere voorwaarden na gebruiksmelding

Het eerste lid betreft het opleggen van nadere voorwaarden. Het bevoegd gezag beoordeelt of het gemelde voorgenomen gebruik van een bouwwerk waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn (artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1) wel voldoende brandveilig kan worden geacht. Wanneer het voorgenomen gebruik beoordeeld naar de uitgangspunten van dit besluit niet voldoende brandveilig is, kan het bevoegd gezag beslissen nadere voorschriften over het brandveilig gebruik op te leggen. In het geval dat de melder meer personen tegelijk in (een deel van) het bouwwerk wil gaan toelaten dan op grond van dit besluit maximaal is toegestaan, kan daar tegen worden opgetreden. Er is dan geen sprake van het stellen van nadere voorwaarden aan de melding maar van het handhaven van de bestaande regelgeving. Ook mogen de aanvullende voorwaarden uitsluitend gebruikseisen en geen bouwtechnische eisen betreffen. In het geval dat een ondernemer bij zijn melding uitgaat van een vluchtmogelijkheid van meer personen dan bij toepassing van artikel 2.108 ten hoogste is toegestaan, betekent het bovenstaande dat het bevoegd gezag, behoudens in geval een gelijkwaardige oplossing (bijvoorbeeld met sprinklers) wordt toegepast, moet uitgaan van artikel 2.108 en het aantal personen dus niet verder neerwaarts mag bijstellen dan het aantal personen dat op grond van dat artikel of die gelijkwaardige oplossing is toegestaan. De nadere voorwaarden kunnen in uitzonderlijke situaties ook een beperking van het soort voorgenomen gebruik inhouden. Zoals hierboven aangegeven moet het bevoegd gezag dit dan kunnen motiveren en mogen geen het voorwaarden zijn die op grond van dit besluit reeds van toepassing zijn.

In het tweede lid is bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met de nadere voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1.22Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

In het eerste lid is bepaald dat het bevoegd gezag de na de melding opgelegde nadere voorwaarden kan wijzigen wanneer er sprake is van een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk, opgetreden na de melding. Ook kunnen de nadere voorwaarden worden gewijzigd op verzoek van de melder.

Het tweede lid bepaalt dat het bevoegd gezag geen gebruik van de in het eerste lid gegeven mogelijkheden mag maken zonder de melder eerst in de gelegenheid te stellen hierover zijn mening te geven.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties