Artikel 6.49 Bereikbaarheid van gebouwen voor personen met een functiebeperking
Het eerste lid van artikel 6.49 geeft aan wanneer tussen de toegang van een gebouw en de openbare weg een mede voor gehandicapten begaanbare route (weg of pad) aanwezig moet zijn met een breedte van ten minste 1,1 m. Bij een hoogteverschil van meer dan 0,2 m 1 moet dat hoogteverschil zijn overbrugd door een hellingbaan. Zie voor de eisen aan een hellingbaan afdeling 2.6.
Het eerst lid is aangepast bij Stb. 2021, 147. Zoals in paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting behorende bij dit Staatsblad is opgenomen, moeten toegangen van gebouwen met oog op de daar omschreven beleidsafwegingen bereikbaar zijn vanaf de openbare weg, zodat men ook daadwerkelijk met bijvoorbeeld een rolstoel bij de toegang aan kan komen. Daartoe is het toepassingsbereik van de in de artikelen 6.48 en 6.49 gestelde eisen aan nieuwbouw en bestaande bouw vergroot. Op deze wijze is ervoor gezorgd dat de functies die voortaan op grond van artikel 4.27, derde of zesde lid, een rolstoeltoegankelijke toegangsdrempel moeten hebben, ook daadwerkelijk bereikbaar zijn vanaf de openbare weg.De wijzigingen van artikelen 6.48 en 6.49 zijn er niet op gericht om die eisen nieuw op te leggen met betrekking tot toegangsroutes van bestaande gebouwen. De overgangsbepalingen uit artikel 9.2, negende en tiende lid (die ingevoegd zijn bij Stb. 2021, 147) zorgen ervoor dat de eisen niet gaan gelden voor routes die zijn aangelegd of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend voorafgaand aan inwerkingtreding van dit besluit 2.De reden dat de vergroting van het bereik toch mede op bestaande bouw is gericht, is om te voorkomen dat de toegangsroute na de nieuwbouw zou kunnen worden verwijderd, of zou kunnen worden aangepast zodat deze niet langer toegankelijk zou zijn voor rolstoelen. Dit was nodig omdat de bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 omtrent rechtens verkregen niveau geen duidelijke toepassing hebben op deze toegangsroutes, en de instandhouding van die toegangsroutes na nieuwbouw dus niet daardoor ondervangen wordt.
Het tweede lid bevat de eisen waaraan een doorgang op een in het eerste lid bedoelde weg of pad moet voldoen. Een dergelijke doorgang moet een vrije breedte hebben van ten minste 0,85 m en een vrije hoogte van ten minste 2 m. Voor een toelichting op de begrippen «vrije breedte» en «vrije hoogte» wordt verwezen naar de toelichting op artikel 1.1.
Opmerking BRIS1 Moet zijn 0.02 m.
Opmerking BRIS2 Dit is niet juist voor utiliteitsgebouwen. Daarvoor gaat het gelden met terugwerkende kracht.
Artikel 6.49 (Bereikbaarheid van gebouwen voor personen met een functiebeperking) is bij Stb. 2017, 494 zo gewijzigd dat de route tussen de openbare weg en een toegang van een toegankelijkheidssector voortaan ook mag lopen over een steiger.