Bouwbesluit Online 2012


Artikel 6.57 Toegangspunt

Een gebruiksfunctie moet een niet gemeenschappelijke plaats hebben die bestemd is voor een aansluitpunt voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienetwerk met hoge snelheid. Deze plaats wordt het toegangspunt genoemd. Deze plaats mag overal in de gebruiksfunctie zijn gelegen, zolang deze maar toegankelijk is voor een monteur om de aansluiting tot stand te brengen en een vloeroppervlakte van ten minste 0,75 x 0,31 m2 en een hoogte van ten minste 2,1 m heeft. De definitie van artikel 2, 11e lid, van de richtlijn breedband gaat er overigens van uit dat het aansluitpunt eventueel ook buiten het gebouw kan liggen. In dit artikel is er van uit gegaan dat het toegangpunt in het gebouw ligt, dit is overeenkomstig de in Nederland gangbare praktijk. Deze afmetingen zijn gelijk aan de minimum afmetingen voor een meterruimte volgens NEN 2768. Hoewel een dergelijke meterruimte niet is voorgeschreven in het Bouwbesluit 2012, wordt deze in het algemeen bij nieuwbouw wel gerealiseerd. In zo’n meterruimte is standaard plaats voor twee aansluitpunten voor aansluiting op een telecommunicatienetwerk. Dit betekent dat er plaats is voor twee aansluitapparaten zoals bijvoorbeeld een modem of router. Hiermee is het zelfs mogelijk dat eventueel twee verschillende netwerkaanbieders beiden een aansluiting realiseren. Door te eisen dat het toegangspunt in een toegankelijke ruimte ligt die ten minste even groot is als een standaard meterruimte, blijft het mogelijk om het toegangspunt in de meterruimte te situeren. Het toegangspunt kan echter in alle ruimten van een gebruiksfunctie worden gerealiseerd, zolang deze maar toegankelijk en de minimum afmetingen hebben. Het eerste lid geldt voor iedere nieuwe gebruiksfunctie met uitzondering van het bouwwerk geen gebouw zijnde. In het geval van een woongebouw betekent dit dat iedere woning een toegangspunt moet hebben. Bij andere gebouwen met meerdere zelfstandige gebruiksfuncties, moet iedere gebruiksfunctie een eigen toegangspunt hebben. Als bijvoorbeeld sprake is van een winkelfunctie met daarboven een kantoorfunctie die niet bij de winkel hoort, moet ieder een eigen toegangspunt hebben. Alleen een zogenoemde nevenfunctie behoeft op grond van het derde lid geen eigen toegangspunt te hebben. Zo bestaat een winkel veelal ook uit een aantal nevenfuncties van de winkelfunctie. De kantine van de winkel is een bijeenkomstfunctie, het kantoor een kantoorfunctie en de opslag een industriefunctie. Alleen de winkelfunctie zelf behoeft een toegangspunt te hebben. Dit toegangspunt mag overigens wel gelegen zijn in een van die nevenfuncties. Zie voor een toelichting op het begrip nevenfunctie de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 (stb. 2011,416).

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties