Artikel 6.10 Aansluiting op het distributienet voor elektriciteit, gas, en warmte
Het eerste lid schrijft voor in welke gevallen de elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten op het openbare distributienet voor elektriciteit. Een aansluiting is voorgeschreven wanneer de aansluitafstand niet groter is dan 100 m. Bij een afstand van meer dan 100 m is de aansluiting voorgeschreven wanneer de aansluitkosten niet hoger zijn dan ze zouden zijn bij een afstand van 100 m. In gevallen dat de afstand groter is dan 100 m en de aansluitkosten hoger, kan worden gekozen voor een vrijwillige aansluiting op het distributienet of voor een individuele voorziening zoals bijvoorbeeld een generator. De wijze waarop de in dit artikellid genoemde afstanden moeten worden gemeten vloeit voort uit de begripsbepaling «aansluitafstand» die is opgenomen in artikel 1.1 eerste lid. De aansluitplicht houdt slechts de verplichting in tot het aanbrengen van de technische voorzieningen die het betrekken van elektriciteit mogelijk maken. Of elektriciteit daadwerkelijk wordt geleverd is afhankelijk van een met het energiebedrijf te sluiten contract. Overigens is een aansluiting op het distributienet niet verplicht wanneer op grond van het gelijkwaardigheidsbeginsel een alternatieve voorziening voor het betrekken van elektriciteit is toegestaan.
Het tweede lid geeft een soortgelijk voorschrift als het eerste lid maar dan voor het geval dat er een voorziening voor gas aanwezig is. De aansluitplicht geldt hier voor een aansluitafstand die niet groter is dan 40 m of wanneer de aansluitkosten niet hoger zijn dan ze zouden zijn bij een aansluitafstand van 40 m. Bij Stb. 2018, 197 is het tweede lid ingrijpend gewijzigd.
Stb. 2018, 197 wijzigt artikel 6.10, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012. Voor deze wijziging bevatte dit tweede lid een verplichting voor de gebouweigenaar om de voorziening voor het afnemen en gebruiken van gas (zoals een gasgestookte cv-ketel) aan te sluiten op het distributienet voor gas als de aansluitafstand niet groter is dan 40 meter of de aansluitafstand groter is dan 40 meter en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 meter. Met deze wijziging wordt het aantal gevallen waarin de aansluitplicht daadwerkelijk geldt verder beperkt. Met de verwijzing naar artikel 10, zesde lid, onderdeel a en b, van de Gaswet is zeker gesteld dat de beide in de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) opgenomen nieuwe uitzonderingen op de aansluitplicht voor de netbeheerder ook gelden voor de gebouweigenaar. Daarmee is artikel 6.10, tweede lid, technisch afgestemd op genoemde wetswijziging. De uitzonderingen op de aansluitplicht van de netbeheerder hebben betrekking op aansluitingen voor kleinverbruikers. Deze uitzonderingen op de aansluitplicht gelden voor alle kleinverbruikers, dus niet alleen woningen, maar ook kleinere bedrijven. Wijziging van artikel 6.10, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 is nodig om de aansluitplicht voor de gebouweigenaar in de pas te laten blijven lopen met de wijziging van de aansluitplicht van de Gaswet voor de netbeheerder. Voor de gebouweigenaar gelden daarmee dezelfde aansluitplichten als voor de netbeheerder:
- bij nieuwbouw is voortaan de hoofdregel dat voor kleingebruikers geen aansluitplicht geldt. Daarop bestaat slechts één uitzondering. De aansluitplicht geldt wel als het te bouwen bouwwerk in een gebied ligt dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 10 van de Gaswet is aangewezen als gebied waar aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, waaronder begrepen de maatschappelijke kosten en baten. Bij ministeriële regeling onder de Gaswet worden hiertoe nadere regels gesteld;
- daarnaast is er in gebieden waar al een gastransportnet aanwezig is, geen aansluitplicht voor kleingebruikers meer is als burgemeester en wethouders het gebied op grond van artikel 10 van de Gaswet hebben aangewezen als gebied waar zich een warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet, of een andere energie-infrastructuur bevindt of gaat bevinden die kan voorzien in de verwachte warmtebehoefte. Die aanwijzing heeft tot gevolg dat het gebied stapsgewijs gasloos wordt doordat geen nieuwe aansluitingen meer mogen worden aangelegd en bestaande aansluitingen niet meer worden uitgebreid en ook niet meer worden vervangen.
Het zal dus per gebied kunnen gaan verschillen of de aansluitplichten voor de netbeheerder en de gebouweigenaar wel of niet gelden. Of in een gebied waar op grond van bovenstaande toch een aansluitplicht geldt, in een concreet geval daadwerkelijk op het gas moet worden aangesloten is evenals voorheen afhankelijk van de vraag of de aansluitafstand niet groter is dan 40 m of dat de aansluitafstand groter is dan 40 m en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 m.
Het derde lid stelt een eis voor nieuw te bouwen bouwwerken met een verblijfsgebied. Een dergelijk bouwwerk moet zijn aangesloten op het distributienet voor warmte indien de aansluitafstand niet groter is dan 40 m of indien de aansluitkosten niet hoger zijn dan ze zouden zijn bij een aansluitafstand van 40 m. Uiteraard kan in voorkomende gevallen een beroep op gelijkwaardigheid worden gedaan om gebruik te maken van een andere warmtevoorziening. Bij een distributienet voor warmte kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een netwerk voor stadsverwarming. Bij een beroep op een daaraan gelijkwaardige oplossing zal in deze afdeling niet alleen rekening moeten worden gehouden met veiligheid maar ook met energiezuinigheid en milieu. Zie ook de toelichting op artikel 1.3. Op basis van het gewijzigde derde lid van artikel 6.10 [Stb. 2013, ….] is de verplichting om aangesloten te zijn op het warmtenet niet alleen afhankelijk van de aansluitafstand maar ook van de vraag of het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen op het distributienet op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen nog niet is bereikt. Zie de toelichting op de onderdelen A (begripsbepalingen distributienet voor warmte en warmteplan) en B (gelijkwaardigheidsbepaling) van Stb. 2013, 75.