Afdeling 2.6. Hellingbaan
§ 2.6.1. Nieuwbouw
Artikel 2.38
1.
Een te bouwen hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.38 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.38 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 2.39
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft een breedte van ten minste 1,1 m, een hoogte van niet meer dan 1 m en een helling van ten hoogste:
-
a.
1:12 indien het hoogteverschil niet groter is dan 0,25 m,
-
b.
1:16 indien het hoogteverschil groter is dan 0,25 m, maar niet groter dan 0,5 m, en
-
c.
1:20 indien het hoogteverschil groter is dan 0,5 m.
Artikel 2.40
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte aan op een vloeroppervlakte van ten minste 1,4 m x 1,4 m, met een vrije hoogte van ten minste 2,3 m.
Artikel 2.41
1.
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft aan beide zijkanten een aaneengesloten niet beweegbare afscheiding met een hoogte van ten minste 0,04 m boven de hellingbaan.
2.
Voorzover een zijkant van een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, meer dan 1 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, is, in afwijking van het eerste lid, de boven de hellingbaan gemeten hoogte van de afscheiding ten minste 0,85 m.
3.
Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft geen openingen met een grotere breedte dan 0,5 m.
4.
Tussen een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.
5.
Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
6.
Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.
7.
In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
8.
In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.
§ 2.6.2. Bestaande bouw
Artikel 2.42
1.
Een bestaande hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan op veilige wijze worden gebruikt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.42 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.42 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 2.43
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.
Artikel 2.44
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte van die hellingbaan aan op een vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m, met een vrije hoogte van ten minste 1,9 m.
Artikel 2.45
1.
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant meer dan 1,5 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de hellingbaan gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m.
2.
Tussen een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.
3.
Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.42 aangegeven grenswaarde.