§ 2.6.2. Bestaande bouw
Artikel 2.42
1.
Een bestaande hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan op veilige wijze worden gebruikt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.42 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.42 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 2.43
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.
Artikel 2.44
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte van die hellingbaan aan op een vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m, met een vrije hoogte van ten minste 1,9 m.
Artikel 2.45
1.
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant meer dan 1,5 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de hellingbaan gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m.
2.
Tussen een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.
3.
Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.42 aangegeven grenswaarde.