Afdeling 2.21. Bestrijding van brand
§ 2.21.1. Nieuwbouw
Artikel 2.190
1.
Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.190 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 2.191
1.
Een gebruiksfunctie met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.
2.
Een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de grenswaarde vermeld in tabel 2.190, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.
3.
Een gebruiksfunctie heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.
4.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.
Artikel 2.192
1.
Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen subbrandcompartiment niet groter is dan 50 m.
2.
Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 35 m.
3.
Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied gelegen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door besloten ruimten kan worden bereikt.
4.
Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt een constructie-onderdeel niet zijnde een bouwconstructie, gelegen in een verblijfsgebied, buiten beschouwing gelaten.
5.
Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt de loopafstand gelegen in een verblijfsgebied met 1,5 vermenigvuldigd.
Artikel 2.193
1.
Een droge blusleiding als bedoeld in artikel 2.191, eerste lid, voldoet aan NEN 1594.
2.
Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid:
-
a.
is aangesloten op een voorziening voor drinkwater als bedoeld in artikel 3.120, en
-
b.
ligt niet in een vluchttrappenhuis.
3.
Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid, heeft een slang met:
-
a.
een lengte van niet meer dan 30 m en
-
b.
een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit van 1,3 m³/h, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels aangesloten op dezelfde voorziening voor drinkwater.
Artikel 2.194
Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk niet af van de artikelen 2.191, tweede en derde lid, 2.192, derde tot en met vijfde lid, en 2.193, tweede en derde lid.
Artikel 2.195
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.191 tot en met 2.193 van toepassing.
§ 2.21.2. Bestaande bouw
Artikel 2.196
1.
Een bestaand bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.196 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 2.197
1.
Een gebruiksfunctie met een verblijfsruimte waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.
2.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.
Artikel 2.198
Het aantal droge blusleidingen is zodanig, dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 70 m.
Artikel 2.199
De inrichting van een droge blusleiding, als bedoeld in artikel 2.197, eerste lid, voldoet aan NEN 1594 voor:
-
a.
de drukbestendigheid,
-
b.
de onbrandbaarheid van het materiaal van de leiding,
-
c.
de soorten koppelingen voor de aansluiting van brandslangen,
-
d.
de aanduiding van de brandslangaansluitingen en
-
e.
de aanduiding van de voedingsaansluitingen.