Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 2.5. Trap

§ 2.5.1. Nieuwbouw

Artikel 2.27

1.

Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

2.

Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.27 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

3.

Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.27 geen voorschrift is aangewezen.

Artikel 2.28

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom A.

2.

In afwijking van het eerste lid, heeft een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m², afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a kolom B.

3.

Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24 groter is dan 600 m², heeft die trap, in afwijking van het eerste lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.

4.

Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.

5.

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom A.

6.

Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24 groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het vijfde lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

7.

Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

8.

In afwijking van het vijfde en zesde lid, geldt geen maximum hoogte voor een trap van een industriefunctie.

9.

Indien de totale vloeroppervlakte van voor bezoekers toegankelijke vloeren, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24, groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het vijfde lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

10.

Een aantrede, een optrede en een tredevlak van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

11.

In afwijking van het eerste tot en met derde, zesde en negende lid, heeft een noodtrap afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom A.

Tabel 2.28a Afmetingen van een trap van een woonfunctie

A

B

minimum breedte van de trap

0,8 m

1,2 m

minimum vrije hoogte boven de trap

2,3 m

2,3 m

maximum hoogte van de trap

4 m

4 m

minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,22 m

0,24 m

maximum hoogte van een optrede

0,185 m

0,185 m

minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

0,05 m

0,17 m

minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

0,23 m

0,23 m

minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,3 m

0,3 m

Tabel 2.28b

afmetingen van een trap van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie en van een noodtrap voor een woonfunctie

A

B

minimum breedte van de trap

0,8 m

1,1 m

minimum vrije hoogte boven de trap

2,3 m

2,3 m

maximum hoogte van de trap

4 m

4 m

minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,185 m

0,21 m

maximum hoogte van een optrede

0,21 m

0,21 m

minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

0,05 m

0,17 m

Minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

0,23 m

0,23 m

Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,3 m

0,3 m

Artikel 2.29

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.28, eerste lid of vijfde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vloeroppervlakte van ten minste 0,8 m x 0,8 m, met een vrije hoogte van ten minste 2,3 m.

2.

Een trap als bedoeld in artikel 2.28, tweede of derde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vloeroppervlakte van ten minste 1,2 m x 1,2 m, met een vrije hoogte van ten minste 2,3 m.

3.

Een trap als bedoeld in artikel 2.28, zesde en negende lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vloeroppervlakte van ten minste 1,1 m x 1,1 m, met een vrije hoogte van ten minste 2,3 m.

Artikel 2.30

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,8 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

2.

Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde.

3.

Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

4.

Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.

5.

In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, onverminderd het tweede lid, tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

6.

In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.

Artikel 2.31

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3 heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,8 m en niet meer dan 1 m.

2.

In afwijking van het eerste lid, geldt dit voorschrift alleen voor een trap waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1 m.

Artikel 2.32

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een gebruiksfunctie, waarmee een vanaf een aangrenzende vloer gemeten hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, ligt in een besloten ruimte. De uitwendige scheidingsconstructie van die besloten ruimte is, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend.

§ 2.5.2. Bestaande bouw

Artikel 2.33

1.

Een bestaande trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

2.

Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.33 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

3.

Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.33 geen voorschrift is aangewezen.

Artikel 2.34

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

2.

Een aantrede en een optrede van een trapvormige vloer van een verblijfsruimte hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

3.

Een aantrede en een optrede van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

Tabel 2.34 afmetingen van een trap

minimum breedte van de trap

0,7 m

minimum vrije hoogte boven de trap

1,9 m

minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,13 m

maximum hoogte van een optrede

0,22 m

minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,2 m

Artikel 2.35

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m, met een vrije hoogte van ten minste 1,9 m.

Artikel 2.36

1.

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1,5 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

2.

Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.33 aangegeven grenswaarde.

Artikel 2.37

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3, en waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,6 m en niet meer dan 1 m.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties

Beeld: John van Helvert

Bouwbesluit online is niet meer beschikbaar. De actuele regels zijn te vinden in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) op:

BBLonline
bblonline.nl
wettenbank.overheid.nl
De Rijksoverheid. Voor Nederland